| 25620 |
gebarsten en zwartgeblakerd |
gebarsten en zwart:
gǝbaštǝ ɛn šwats (Q202p Eys)
|
[N 29, 66b; monogr.]
II-1
|
| 25619 |
gebarsten en zwartgeblakerde korst |
verbrande korst:
vǝrbrāndǝ kuǝš (Q202p Eys)
|
Door een te hoge oventemperatuur ontstaat er een verkoolde korst. Een aantal benamingen duidt op het hele brood. [N 29, 66b; N 29, 66a]
II-1
|
| 23700 |
gebed |
gebed:
gebed (Q202p Eys)
|
Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23701 |
gebeden |
gebeden:
gebeden (Q202p Eys)
|
De gebeden meervoud. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23679 |
gebedsweek |
gebedsweek:
gebedswaek (Q202p Eys)
|
Een gebedsweek. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23476 |
gebeier |
luidende klokken:
loewende klokke (Q202p Eys)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 17623 |
gebit |
gebit:
gaaf gebit (Q202p Eys)
|
Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)]
III-1-1
|
| 30037 |
gebluste kalk |
droog geleste kalk:
drȳǝx ˲gǝlɛš˱dǝ kalǝk (Q202p Eys),
geleste kalk:
gǝlɛš˱dǝ kalǝk (Q202p Eys),
leskalk:
lɛškalǝk (Q202p Eys),
nat geleste kalk:
nat ˲gǝlɛš˱dǝ ~ (Q202p Eys)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
| 22513 |
geboortefeest |
doopcaf:
dōpkafi (Q202p Eys),
kindsdoop:
kinksdoop (Q202p Eys),
kraamvrouwkoffie:
kraomvrouwkoffie (Q202p Eys)
|
De feestelijke koffiemaaltijd die de kraamvrouw na de kerkgang thuis hield met de vrouwen uit de buurt [kindjeskoffie, kindjeskermis?]. [N 96B (1989)] || Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 20182 |
geboren worden |
geboren:
geboare (Q202p Eys),
geboren werden:
gəboͅ.arə weͅ.adə (Q202p Eys)
|
Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)]
III-2-2
|