34425 |
geheel afgeschoren wolvacht |
wol:
wol (Q202p Eys)
|
De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.]
I-12
|
23728 |
geheimen van de rozenkrans |
geheime rozenkrans:
geheime roezekrans (Q202p Eys)
|
De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18964 |
geheimzinnig |
geheimzinnig:
geheimzinnig (Q202p Eys),
gəh‧ɛi̯mz‧enəx (Q202p Eys),
verborgen:
vərbo.rəgə (Q202p Eys)
|
een verborgen betekenis hebbend, in het geheim geschiedend [bekeinsd, geheimzin-nig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17621 |
gehemelte |
hemel:
hīēmel (Q202p Eys),
verhemelte:
verhiēmelte (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men de bovenkant van de mondholte? ( Nederl. gehemelte, verhemelte). [DC 30 (1958)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
geheugen:
o.
gəhø̄.gə (Q202p Eys)
|
het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19263 |
gehoorzamen |
goed luisteren:
go.t lu.stərə (Q202p Eys),
loestere got (Q202p Eys),
luisteren:
loestere (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
lu.stərə (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
pareren:
WNT: pareeren (I), Uit lat. parêre, gehoorzamen, overgenomen in de rechtstaal en vandaar ook in ruimer gebruik. Van een bevel, eene opdracht enz. Het volvoeren, volbrengen, nakomen.
parere (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] || gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehucht (Q202p Eys),
gehŭch (Q202p Eys),
(o.).
gəhø.x (Q202p Eys)
|
een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)] || gehucht [SGV (1914)]
III-3-1
|
27539 |
geit |
geit:
gēt (Q202p Eys)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
gētǝ[stal] (Q202p Eys)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
21318 |
gejoel |
spektakel (<fr.):
sjpĕktakel (Q202p Eys)
|
gejoel [SGV (1914)]
III-3-1
|