e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
getob; tobben getroubeleer: getreebeleer (Eys), jammeren: jaomere (Eys), plagerij: v.  pl‧oͅagər‧eͅi̯ (Eys) gemartel [SGV (1914)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)] III-1-4
getralied schutsel? afgemaakt hok: afgemakt hok (Eys), deurtje: (o.).  dy.ərkə (Eys) het getralied schutsel dat diverse hokjes afscheidt? [N 93 (1983)] III-3-2
getuige getuige: getuuge (Eys), (m.).  gət‧ygə (Eys), trouwtuige: trauwtsuuch (Eys) de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)] || iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)] III-2-2, III-3-1
getuige zijn bronken: bro.ŋkə (Eys), bronke (Eys) getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)] III-2-2
getuigen getuigen: (ww.).  gət‧ygə (Eys), tuigen: tuge (Eys) de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] || getuigen [SGV (1914)] III-3-1
getuigenis getuigenis: getuugnis (Eys) de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] III-3-1
getuigkast getuigkast: gǝtȳ.xka.s (Eys) Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81] I-6
getuigrek hamenrek: hā.mǝręk (Eys  [(in de muur)]  ) Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81] I-6
gevallen engelen gevallen engelen: gevallen engel (Eys) De gevallen engelen. [N 96D (1989)] III-3-3
gevangenis cel (<lat.): Van Dale: cel (&lt;Lat.), 1. ieder van een reeks kleine, gelijke, afzonderlijke vertrekken in een klooster, een gevangenis, een krankzinnigengesticht, als verblijfplaats voor één persoon.  cel (Eys), gevangenis: gevankenis (Eys), petoet: (v.).  pətu.t (Eys), Van Dale: petoet, (sold., Barg.) cel, gevangenis.  petoet (Eys), spritshuisje: (o.).  špri.tshy.skə (Eys) de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [SGV (1914)] III-3-1