e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
griep griep: griep (Eys, ... ) Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)] III-1-2
griffel griffel: griffel (Eys), m.  gre.fəl (Eys) een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)] III-3-1
grijnzen greilachen: (ww.).  grī.la.xə (Eys), ps. alleen de a omgespeld volgens Frings.  grīēlache (Eys), greilacher: m.  grī.leͅ.xər (Eys), grijnen: griēne (Eys), grijnzelach: grienze lach (Eys) grijnzen [SGV (1914)] || spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)] III-1-4
grijpen door roofdieren snappen: WLD  šna.pə (Eys), vangen: vange (Eys), WLD  va.ŋə (Eys) Hoe noemt u het vastgrijpen van ratten, muizen, etc. door roofdieren (klampen) [N 83 (1981)] III-4-2
gril streek: striek (Eys) een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)] III-1-4
grind kiezel: kizǝl (Eys) Collectieve benaming voor de kleine keitjes die in grote menigte in diluviale gronden en op de bodem van de rivieren worden aangetroffen, kiezels. [S 11; L 1a-m; N 18, add.; monogr.] I-8
grinniken greilachen: grī.la.xə (Eys), gremelen: griemele (Eys) lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)] III-1-4
groei, wasdom fong (?): foͅŋ m. (Eys), wassen, het -: wasse (Eys) Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)] III-4-3
groeien groter worden: groeəter wèhdə (Eys), wassen: wa.sə (Eys), wassen (Eys), wassə (Eys), wasǝ (Eys) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] I-4, III-1-1
groeien, wassen wassen: wa.sə (Eys), wassen (Eys) Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)] III-4-3