e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heen en weer schuiven heen en haar schuiven: (heͅn ɛn heͅ.ar) šy(3)̄və (Eys), schuiven: (heͅn ɛn heͅ.ar) šy(3)̄və (Eys), wiebelen: wiebele (Eys) Heen en weer schuiven (winaauwen, wiemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
heerbaan brede weg: breie weg (Eys), grote weg: m.  gr‧uətə weͅ.x (Eys) een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)] III-3-1
heermoes paard(s)staart: pęi̯ǝtsštats (Eys), paardsstaart: -  peirdssjtats (Eys) Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] I-5, III-4-3
heerszuchtig heerszuchtig: heerzuchtig (Eys) een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4
hees, schor hees: heesj (Eys) hees [SGV (1914)] III-1-2
hefboom van de stijlentrekker hefboom: h ̇ɛf˱bō.m (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) De hefboom waarmee het huis van een stijlentrekker langs de tandheugel kan worden bewogen. [N 95, 593] II-5
heggenmus heggenmus: heggəmusj (Eys) Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
heien heien: hęjǝ (Eys) Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.] II-9
heilaarde, dichte zwarte grond mud: m.; (bezinksel).  mut (Eys), zwarte aarde: zwatze aet (Eys) zwarte, ondoordringbare aarde [schurft, heilaarde] [N 81 (1980)] III-4-4
heilig heilig: hilleg (Eys), hillig (Eys) heilig [SGV (1914)] || Heilig [hèllig, hillig]. [N 96D (1989)] III-3-3