e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand weerstaan niet bijgeven: nit baegeave (Eys), volhouden: vōͅ.lhoͅ.tə (Eys) het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand zijn gang laten gaan goed vinden: goedvinge (Eys), laten gewhren (du.): gəweͅ.adə l‧oͅatə (Eys) toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen noden: (g\\nu.\\t: volt.deelw.).  n‧yə (Eys), ter lijk roepen: ter liech roffe (Eys), uitnodigen: oetnudige (Eys) buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)] III-2-2
iep iep: iep (Eys), olm: ‧oͅləm v. (Eys) De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] III-4-3
iets (leren) beheersen een ganse in get zijn: ‧eͅŋə ga.nsə zi.ə (Eys) een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)] III-1-4
iets in acht nemen bezorgd zijn: bəz‧øͅrəxt˃ zi.ə (Eys), in acht nemen: in acht neume (Eys), zorgen voor: z‧øͅrəgə vy.ər (Eys) zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)] III-1-4
iets onbelangrijks, nietigheid hoddel: m.; (van kleren).  h‧oͅdəl (Eys), prietsje: o.  pri.tškə (Eys), prul: m.  prø̄.l (Eys), waardeloze prul: waardeloze prul (Eys) een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)] || niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] III-4-4
iets opkroppen opkroppen: opkroppe (Eys), zich alles opkroppen: ze.x ˂‧aləs ˂o.pkroͅ.pə (Eys), zich opvreten: ze.x ˂o.p˃vreͅ.atə (Eys) zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijken ijken: ē.kə (Eys), ijken (Eys) gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)] III-3-1
ijlen dollen: døͅlə (Eys), fabelen: fabele (Eys), ijlen: ylen (Eys) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)] III-1-2