e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mompelen grommen: gr‧oͅmə (Eys), knoteren: Van Dale: knoteren, 2. mopperen, pruttelen.  kno.tərə (Eys), mopperen: moppere (Eys), rauwelen: WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren.  roͅ.u̯ələ (Eys) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] III-3-1
mond mond: mond (Eys), mŏnd (Eys), mŭng (Eys) mond [SGV (1914)] || Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] || monden [SGV (1914)] III-1-1
mond (spotnamen) muil: mŭl (Eys) Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] III-1-1
mondharmonica monica: monneka (Eys), monəka (Eys), moͅnəka (Eys) Het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek]. [N 90 (1982)] III-3-2
mondstuk mondstuk: mondstuk (Eys), montsjtøk (Eys) Het mondstuk van een muziekinstrument [ammezuur, hap]. [N 90 (1982)] III-3-2
mondvol bof: m.; (voedsel).  bu.f (Eys), mondvol: moffel (Eys), m.; (vloeistof).  mu.fəl (Eys), slok: m.; (vloeistof).  šlu.k (Eys) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] III-4-4
monnik monnik: munnik (Eys), mŭnnik (Eys) Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || monnik [SGV (1914)] III-3-3
monstrans monstrans (lat.): monstrans (Eys) Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)] III-3-3
mooi, helder weer klaar weer: kloar weer (Eys), schoon weer: schōn weer (Eys), schun wear (Eys), šøͅn weͅar ziə (Eys) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis moordkruis: moordkruuts (Eys) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3