e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuurpoort poort: pǭǝts (Eys) De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.] I-6
schuurtje schuurtje: sjuurkə (Eys) schuurtje [DC 35 (1963)] III-2-1
schuw bang: bang (Eys), schichtig: WLD, gezegd van een paard  še.xtəx (Eys), schuw: scheuj (Eys) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] III-4-2
sein voor begin en einde van de schaft afkloppen: ˙āfklǫ.pǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kloppen: klǫ.pǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), opkloppen: o.pklǫ.pǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het begin en einde van de schafttijd kon op bepaalde manieren aangegeven worden. Volgens de informanten van Q 15, Q 33, Q 35 en Q 113 sloeg men vier maal op de leiding of men knipperde vier maal met licht getuige de informanten van L 426, Q 15 en Q 33. Ook woordtypen als "vier maal" en "vier aan vier" duiden op een dergelijk sein. Verder werd er met een elektrische hamer een bel geluid volgens de informant van Q 202 en duiden de woordtypen "opkloppen" en "afkloppen" respectievelijk op het begin en het einde van de schafttijd. [N 95, 54] II-5
seinbel klophamer: klǫ.ph˙amǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De bel waarmee de seingever seinen kan geven aan de ophaalmachinist. Zo kan hij doorgeven of de liftkooi omhoog of omlaag moet en met welke snelheid dit moet gebeuren. [N 95, 92; monogr.] II-5
seinfluit seinfluit: s˙ɛjnflø̄.t (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) De signaalfluit die bij transportmiddelen aanwezig is en waarmee geseind kan worden. Aan de signaalfluit is een kabel bevestigd die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en het mogelijk maakt op ieder punt van de pijler seinen te geven. [N 95, 668] II-5
seingever aanslager: āšl˙ęagǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), seingever: s˙ɛjngē.vǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]) Verantwoordelijke voor het seingeven bij het dalen en stijgen van de liftkooien. Seingevers bevinden zich aan iedere hoofdschacht, zowel onder- als bovengronds, en ook aan de tussenschachten en op- en neerbraken. Zij bedienen de lift en zijn vaak belast met het in- en uitladen van de mijnwagentjes (Vanwonterghem pag. 60). Zie voor het woordtype "klopper" (Q 117) ook het lemma Seinen Geven. [N 95, 132; N 95 133; monogr.; Vwo 109; Vwo 110; Vwo 700] II-5
selderij selderij: selderij (Eys), s‧ɛldəreͅ.i̯ v. (Eys) Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminaar: semenaer (Eys) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sering groffelsnagel: -  groffelsneiəl (Eys, ... ) [DC 17 (1949)]sering [DC 17 (1949)] I-7, III-4-3