e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verschuiven omschuiven: ̇ǫmšȳvǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het transportmiddel van een pijler in zijn geheel in de richting van het koolfront verschuiven. In tegenstelling tot het verleggen hoeft de transportinstallatie daarbij niet gedemonteerd te worden. Zie ook het lemma Verleggen. [N 95, 535] II-5
verschuldigd zijn in de schuld staan: e.n də šō.t štoͅ.a (Eys) verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)] III-3-1
versieren (met bloemen) sieren: seere (Eys), sēarə (Eys), tsere (Eys) Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] III-3-2
versiersel goud: (o.).  gō.t (Eys), smuk (<du.): smuk (Eys), (m.).  šmu.k (Eys) voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)] III-1-3
verslachten afslachten: āfšlaxtǝ (Eys) Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97] II-1
versleten durch (du.): dø.rəx (Eys), kaal: kā.l (Eys), versleten: versliete (Eys), vəršli.ətə (Eys) door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)] III-1-3
verstand verstand: verstank (Eys), o.  vəršta.nt (Eys) het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] III-1-4
verstandig loos: l‧uəs (Eys), redelijk: redelijk (Eys), verstandig: versjtendig (Eys), vəršt‧ɛndex (Eys) een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig [SGV (1914)] III-1-4
verstandskies oogtand: ōxtant (Eys) verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)] III-1-1
verstellen stukkeren: štøkǝrǝ (Eys) Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW] II-7