21963 |
voedermengsel voor duiven in de kweekperiode (vroeger) |
duivenvoeder:
doevevoor (Q202p Eys),
mas met wat tarwe, gerst en wik:
Opm. v.d. invuller: één soort voedsel voor alle duiven!
maïs met wat tarwe, gerst en wikke (Q202p Eys)
|
Hoe noemde men vroeger, toen de duivenvoeders nog niet fabrieksmatig bereid werden, het speciale voedermengsel voor duiven in de kweekperiode [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21964 |
voedermengsel voor duiven in het vluchtseizoen (thans) |
zuiveringsmengeling:
(v.).
zøͅ.i̯vər‧eŋsm‧ɛŋəleŋ (Q202p Eys),
zuiveringsmengsel:
zuveringsmengsel (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in het vluchtseizoen gedurende de twee eerste dagen van de week na een vlucht [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22072 |
voedermengsel voor duiven in ruitijd (thans) |
ruimengeling:
(v. (met veel tarwe).
r‧øͅi̯m‧ɛŋəleŋ (Q202p Eys),
ruivoeder:
ruivoor (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in de ruitijd [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22070 |
voedermengsel voor jonge duiven (thans) |
jonge-duivenmengeling:
(v.).
j‧oͅŋ-d‧uvə m‧ɛŋəleŋ (Q202p Eys),
juniorvoeder:
juniorvoor (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor jonge duiven [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22068 |
voedermengsel voor jonge duiven (vroeger) |
duivenvoeder:
doevevoor (Q202p Eys),
mas met wat tarwe, gerst en wik:
Opm. v.d. invuller: één soort voedsel voor alle duiven!
maïs met wat tarwe, gerst en wikke (Q202p Eys)
|
Hoe noemde men vroeger, toen de duivenvoeders nog niet fabrieksmatig bereid werden, het speciale voedermengsel voor jonge duiven [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22074 |
voedermengsel voor superprestaties (thans) |
vluchtmengeling:
(v. (met veel duivebonen).
vl‧ēxm‧ɛŋəleŋ (Q202p Eys),
weduwnaarsvoeder:
weduwnaarsvoor (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor superprestaties [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33268 |
voederwikke |
voederwikke:
vōǝrwekǝ (Q202p Eys)
|
Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24]
I-5
|
20483 |
voedsel |
aas:
aos (Q202p Eys),
eten:
eete (Q202p Eys),
eͅa.tə (Q202p Eys),
kost:
kost (Q202p Eys),
voer:
v‧ōr (Q202p Eys)
|
het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)] || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)]
III-2-3, III-4-1
|
30159 |
voeg |
voeg:
vōx (Q202p Eys)
|
De ruimte tussen de metselstenen van een bouwwerk die met voegmortel wordt gevuld. Men onderscheidt doorgaande voegen in de lengterichting van het metselwerk, de lintvoegen, en de voegen die daar loodrecht op staan, de stootvoegen. [N 32, 29a; monogr.]
II-9
|
30158 |
voeger |
voeger:
vōgǝr (Q202p Eys)
|
De arbeider die op de bouwplaats de voegwerkzaamheden verricht. [N 30, 3b; monogr.]
II-9
|