23782 |
eerste zondag van de vasten |
fakkelzondag:
Fakkelzondig (Q202p Eys)
|
De eerste zondag van de vasten (Fakkelzondag, walmenzondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24972 |
eerstvolgend, ernaast |
ander:
(week, maand, jaar).
‧aŋər (Q202p Eys),
na:
n‧øͅi̯ (Q202p Eys),
volgend:
v‧oͅləgəndə (Q202p Eys)
|
eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22065 |
eetbak |
voederbak:
(m.).
v‧ōrba.k (Q202p Eys),
vreetbak:
vreatbak (Q202p Eys)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de eetbak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20520 |
eetbare slak |
karakol:
krakol (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
kroͅ.koͅ.l (Q202p Eys)
|
slak; Hoe noemt U: Een eetbare slak (karakol, kreukel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20613 |
eetlust |
zin in:
zin èè (Q202p Eys)
|
lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23912 |
eeuwig |
eeuwig:
ieëwig (Q202p Eys)
|
Eeuwig [ieëweg, èwwig]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24430 |
egel |
negel:
nieəgəl (Q202p Eys),
nīēgel (Q202p Eys),
stekelvarken:
stieəkəlverkə (Q202p Eys)
|
egel [DC 04 (1936)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
32788 |
eggen |
egen:
ē̜gǝ (Q202p Eys)
|
Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.]
I-2
|
19742 |
eierdopje |
eierdopje:
eiərdupkə (Q202p Eys)
|
eierdopje [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
22445 |
eieren ophalen |
eieren ophalen:
ɛiər ophoͅalə (Q202p Eys),
eieren sammeln:
eier sammele (Q202p Eys)
|
Eieren ophalen in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)]
III-3-2
|