20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (Q202p Eys)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21890 |
erfenis (erfdeel) |
erfdeel:
o.
‧ɛrəf˂dē.l (Q202p Eys)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgenaam (Q202p Eys),
m.
‧ɛrəf˃gən‧ām (Q202p Eys)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22121 |
ergens buiten het hok blijven zitten |
blijven zitten:
blī.və ze.tə (Q202p Eys),
zittenblijver (zn.):
zittebliever (Q202p Eys)
|
Hoe zegt men: het blijven zitten ergens buiten het hok? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28031 |
erlangs werken |
derlangs werken:
derl ̇aŋs we.rǝkǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Een doorgang van 50 cm (Q 15, mijn Maurits) tot 1 meter (Q 121, mijn Wilhelmina) breed langs het koolfront maken. Op de mijn Maurits werd volgens de invuller uit Q 15 tijdens het "erlangswerken" niet ondersteund. Dat werd pas gedaan, wanneer men tot ongeveer 1.20 m had ingekerfd en er een kophout kon worden geplaatst. Successievelijk werd dan over de hele pijler op deze wijze ontkoold, meter voor meter. Elke 5 à 7 meter - dat verschilde van laag tot laag - bevond zich een man die zo werkte. De daaropvolgende dienst begon op zo''n eerste ondersteuning weer in te kerven tot de zogenaamde pandbreedte, ongeveer 2.20 m, en plaatste meter voor meter de definitieve ondersteuning terwijl het kophout weggenomen werd. Uiteraard veranderde deze werkwijze toen de eerste schuifpijlers en later de mechanisatiepijlers in gebruik werden genomen. Toen was het koolfront geheel stijlvrij. In de Belgische mijnen werd tijdens het "erlangswerken" gelijk ook een ondersteuning in de vorm van kophouten geplaatst. Zie de semantische toelichting bij het lemma Doorgang. [N 95, 510; monogr.; N 95A, 11]
II-5
|
18837 |
ernstig |
serieus:
serjeus (Q202p Eys),
sərəi̯‧ø̄s (Q202p Eys)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24729 |
esdoorn |
doorn-es:
dø͂ͅ.ərə eͅ.s v. (Q202p Eys)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)]
III-4-3
|
28247 |
etage |
etage:
ēt˙āš (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Eisden])
|
Etage van een liftkooi. Een kooi heeft meestal vier van dergelijke etages. Volgens de invuller uit Q 202 konden op de vier Oranje-Nassaumijnen 15 man per etage en in totaal 60 man per liftkooi worden vervoerd. [N 95, 86; monogr.]
II-5
|
21854 |
etalage |
etalage (<fr.):
etalage (Q202p Eys),
v.
ētəl‧āš (Q202p Eys),
schaufenster (du.):
v.
šōͅ.u̯ve.nstər (Q202p Eys)
|
de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|