id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25620 | gebarsten en zwartgeblakerd | gebarsten en zwart: gǝbaštǝ ɛn šwats (Eys) | [N 29, 66b; monogr.] II-1 |
25619 | gebarsten en zwartgeblakerde korst | verbrande korst: vǝrbrāndǝ kuǝš (Eys) | Door een te hoge oventemperatuur ontstaat er een verkoolde korst. Een aantal benamingen duidt op het hele brood. [N 29, 66b; N 29, 66a] II-1 |
23700 | gebed | gebed: gebed (Eys) | Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23701 | gebeden | gebeden: gebeden (Eys) | De gebeden meervoud. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23679 | gebedsweek | gebedsweek: gebedswaek (Eys) | Een gebedsweek. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23476 | gebeier | luidende klokken: loewende klokke (Eys) | Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] III-3-3 |
17623 | gebit | gebit: gaaf gebit (Eys) | Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)] III-1-1 |
30037 | gebluste kalk | droog geleste kalk: drȳǝx ˲gǝlɛš˱dǝ kalǝk (Eys), geleste kalk: gǝlɛš˱dǝ kalǝk (Eys), leskalk: lɛškalǝk (Eys), nat geleste kalk: nat ˲gǝlɛš˱dǝ ~ (Eys) | Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9 |
22513 | geboortefeest | doopcaf: dōpkafi (Eys), kindsdoop: kinksdoop (Eys), kraamvrouwkoffie: kraomvrouwkoffie (Eys) | De feestelijke koffiemaaltijd die de kraamvrouw na de kerkgang thuis hield met de vrouwen uit de buurt [kindjeskoffie, kindjeskermis?]. [N 96B (1989)] || Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
20182 | geboren worden | geboren: geboare (Eys), geboren werden: gəboͅ.arə weͅ.adə (Eys) | Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)] III-2-2 |