19265 |
gek |
gek:
gek (Q202p Eys),
heem vort:
(thuis weg zijn).
hē.m vu.t˃ zi.ə (Q202p Eys)
|
onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19337 |
gekheid maken |
flauwekul maken:
flauwekeul maake (Q202p Eys),
gekkerij maken:
geͅ.kər‧eͅi̯ mā.kə (Q202p Eys),
kloterij maken:
kl‧uətər‧eͅi̯ mā.kə (Q202p Eys),
spa (du.) maken:
špa.s mā.kə (Q202p Eys)
|
gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21466 |
gekkenhuis |
gekkenhuis:
gekkehoes (Q202p Eys),
(o.).
geͅ.kəhū.s (Q202p Eys)
|
een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23537 |
geknield zitten |
op de knien zitten:
op de kneye zitte (Q202p Eys)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30175 |
geknipt werk |
knipwerk:
knepwęrǝk (Q202p Eys)
|
Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.]
II-9
|
24483 |
geknotte wilg |
kopwijde:
kopwiĕ (Q202p Eys),
stokwijde:
stokwie (Q202p Eys)
|
de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] || wilgensoorten [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
22100 |
geld inzetten |
poulen (<fr.):
poele (Q202p Eys),
p‧ulə (Q202p Eys)
|
geld inleggen (inzetten)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24578 |
gelderse roos |
sneeuwbol:
sneejböl (Q202p Eys)
|
Gelderse roos (viburnum opulus). Tot 3 m hoge struik; de bladeren zijn enkelvoudig en 3- tot 5-lobbig, slap en grof getand; de bloemen staan in platte tuilen, die aan de rand groot, stervormig en onvruchtbaar zijn; de middelste zijn kleiner en vruchtbaar. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24809 |
gele ganzebloem |
ganzentong:
goasetong (Q202p Eys)
|
Gele ganzebloem (chrysanthenum segetum 20 tot 60 cm groot. De stengel is kaal en blauwgroen gekleurd. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, ze zijn kaal en blauwgroen, de bovenste zijn vrijwel ongedeeld, getand en iets stengel omvattend, d [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24152 |
gele kwikstaart |
geel kwikstaartje:
geilə kwikštetske (Q202p Eys),
kwikstaartje:
kwikštetske (Q202p Eys),
zilver kwikstaartje:
zilver kwikštetske (Q202p Eys)
|
kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)]
III-4-1
|