22448 |
inkopen doen voor sinterklaas |
sinterklaas bestellen:
sentərkloͅas bəsjtɛlə (Q202p Eys),
sinterklaas gelden:
sentərkloͅas gēlə (Q202p Eys),
sint nicolaas gelle (Q202p Eys)
|
Inkopen doen voor St. Nicolaas (6 december) [kloteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21414 |
inktpot |
inktpot:
inkpot (Q202p Eys)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
in een mijn zetten:
in eŋ miŋ zetǝ (Q202p Eys)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
25449 |
inkuipen |
zouten:
zǭtǝ (Q202p Eys)
|
De stukken vlees rangschikken in de houten kuip waarin ze bewaard worden. Volgens een aantal respondenten (L 163, 265, Q 118, 121, 198) worden de schenken op de bodem gelegd en daarbovenop het spek. Schouderstukken en poten worden ertussen gelegd (L 265). Bovenaan komen ook de ribben te liggen (L 330). [N 28, 111; monogr.]
II-1
|
22092 |
inrichting waarin binnenkomende duiven in een val zitten |
buitenspoetnik:
boete spoetnik (Q202p Eys)
|
Hoe heet de inrichting waarin binnenkomende duiven in een val zitten, waardoor men gemakkelijk de ring af kan nemen (nieuwe Amerikaanse uitvinding; zie tekening 5)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22093 |
inrichting waarin de duiven zich kunnen wassen |
badbak:
(m.).
b‧at˂ ba.k (Q202p Eys),
wasbak:
weschbak (Q202p Eys)
|
een inrichting, meestal op de duivetil, waarin de duiven zich kunnen wassen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ešētǝ (Q202p Eys)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
28133 |
instorting |
brok:
bru.x (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Het plots inzakken van het dak van de mijngang of een instorting in een galerij of steengang. [N 95, 901; N 95, 929; N 95, 843; monogr.; Vwo 172; Vwo 398]
II-5
|
28173 |
intrekkende schacht, instromingsschacht |
intrekkende schacht:
entrę.kǝndǝ [schacht] (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
De schacht waarlangs de verse lucht het ondergrondse gedeelte van de mijn wordt binnengevoerd. De opgaven "beur één", "put één" en "schacht één" duiden het nummer aan van de schacht die op de desbetreffende mijn als instromingsschacht wordt gebruikt. Zo vermeldt de invuller uit L 417 dat men op de mijnen in Zwartberg en Waterschei de oneven nummers voor de intrekkende schachten gebruikt, terwijl men de uitstromingsschachten even nummers geeft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 205; monogr.]
II-5
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introïtus (Q202p Eys)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|