24341 |
kwaken |
kwaken:
kwake (Q202p Eys),
WLD
kw‧ākə (Q202p Eys)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwa.kzaləvər (Q202p Eys)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
sjacheraar (zn.):
schacheraer (Q202p Eys),
versjacheren:
vərša.xərə (Q202p Eys)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22406 |
kwart cent in het spel |
partje:
partje (Q202p Eys)
|
Een kwart cent in het spel [partje, fieleke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwattel (Q202p Eys)
|
kwartel [SGV (1914)]
III-4-1
|
25280 |
kwartier, maat van 25 liter |
anker:
o.; (bier). De nieuwere metalen tonnen hebben een inhoud van precies 25 l., bij de vroegere houten tonnen kon een anker ook meer zijn (per ton verschillend).
a.ŋkər (Q202p Eys)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 25 liter [kwartier, viertel, vierendeel, kannetje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwartjə (Q202p Eys)
|
kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
kwastje:
gouwe kweske (Q202p Eys),
(o.).
kweͅ.skə (Q202p Eys)
|
gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24880 |
kweek |
peek:
pīǝk (Q202p Eys),
piek:
-
pie:ək (Q202p Eys)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)]
I-5, III-4-3
|
21943 |
kweekduif |
kweekduif:
(v.).
kwē.k˂du.f (Q202p Eys),
kweker:
kweker (Q202p Eys),
kwekers (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] || Wat is de dialectbenaming voor: duiven houden voor de voortplanting alleen? [N 93 (1983)] || Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)]
III-3-2
|