17688 |
long |
long:
long (Q202p Eys),
longe (Q202p Eys)
|
long [SGV (1914)] || longen [SGV (1914)]
III-1-1
|
34264 |
longen |
longen:
loŋǝ (Q202p Eys)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
25289 |
lood, maat van 10 gram |
lood:
loed (Q202p Eys),
o.
l‧uət (Q202p Eys)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30081 |
loodplank |
waterpas:
wātǝrpas (Q202p Eys)
|
Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Zie ook afb. 30. De loodplank werd als volgt vervaardigd. In een rechthoekig houten bord sloeg men aan de bovenkant, in het midden, een haak. Vanuit die haak werd een loodlijn getrokken naar de onderzijde van het bord. Aan de haak werd een touw met ijzeren gewichtje (vgl. het schietlood) bevestigd. Als men wilde controleren of een muur waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was de muur niet horizontaal. Naast de vierkante loodplank kende men ook een driehoekig model. [N 30, 12c; monogr.]
II-9
|
27687 |
loods |
loods:
l˙ōts (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma, Maurits])
|
Algemene benaming voor een gebouw waar materialen zoals machines (Q 121c) of stijlen (L 374) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 11]
II-5
|
24846 |
loof |
blader:
blaar (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
bl‧ār o.mv. (Q202p Eys),
loof:
loof (Q202p Eys),
lover:
loover (Q202p Eys)
|
bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)]
III-4-3
|
30797 |
looi |
looi:
lūwǝ (Q202p Eys)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
30795 |
looien |
looien:
lyjǝ (Q202p Eys)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|
21686 |
loon |
maandsloon:
m˙ǫntsluǝn (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
Het loon dat dagelijks, veertiendaags of maandelijks wordt uitbetaald. Zie ook het lemma Uitbetaling Van Loon. De woordtypen "achtzehntel" en "neunzehntel" betreffen het loon van een hulphouwer, respektievelijk 80% en 90% van het loon van een houwer. Zie ook het lemma Hulphouwer. [N 95, 976; monogr.; N 95, 144; Vwo 416; Vwo 437]
II-5
|
27570 |
loon uitbetalen |
loon uitbetalen:
l˙uǝn ū.t˱bǝtā.lǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het uitbetalen van loon op de grote loondag werd in menig mijnwerkersgezin gevierd met gebak of andere extraatjes (Dieteren 1984 pag.60-61). Voor menige andere mijnwerker was die dag een goede gelegenheid om het café op te zoeken. Om te voorkomen dat het hele maandinkomen naar de kastelein ging, stonden de vrouwen van de grote drinkebroers aan de poort van de mijn hun mannen op te wachten. Daardoor kreeg het gezin ook zijn deel (Dieteren 1984 pag.60). [N 95 , 973]
II-5
|