22109 |
losplaats |
losplaats:
losplaats (Q202p Eys),
(v.).
loͅ.spl‧ātš (Q202p Eys)
|
de plaats waar de duiven gelost worden (losplaats, lossingsplaats of dergelijke, dus niet de naam van een stad invullen)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21218 |
losse plankbrug |
houtsen brug:
v.
hō.tsə brø.k (Q202p Eys)
|
een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28253 |
losvloer |
losvloer:
lǫ.s˲vluǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
De plaats waar de mijnwagens uit de liftkooi worden gelost. Bij de hoofdschachten bevindt zich de losvloer in de schachttoren, bij blinde schachten is de mijngang die bij het bovenste gedeelte van de schacht uitloopt meteen de losvloer (Vanwonterghem pag. 187). [N 95, 691; monogr.; Vwo 484; Vwo 655; Vwo 767]
II-5
|
28128 |
loszittende gesteentebank |
zerk:
zę.rǝk (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Een gesteentebank in het dak die neiging vertoont neer te vallen en die daardoor gevaar oplevert. Wat betreft het woordtype "zerk": Lochtman (pag. 81) zegt dat de gesteentebank er inderdaad uitziet als het deksel van een doodskist. De bank zit met de platte kant naar beneden en bevindt zich in een situatie die het plotseling loslaten zeer bevordert. [N 95, 897; monogr.; N 95, 529]
II-5
|
21738 |
loteling |
trekjong:
(m.).
treͅ.kj‧oͅŋ (Q202p Eys)
|
iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22400 |
loten |
loten:
loatte (Q202p Eys),
loͅatə (Q202p Eys)
|
Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25247 |
loteren, los zitten |
los zitten:
loͅ.s˃ ze.tə (Q202p Eys)
|
los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21194 |
luchtballon |
luchtballon:
lofballon (Q202p Eys),
(v.).
l‧øx˂bal‧oͅn (Q202p Eys)
|
een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30083 |
luchtbel |
belletje:
bɛlkǝ (Q202p Eys)
|
De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.]
II-9
|
24998 |
luchtbel in water |
blaas:
v.
bl‧oͅas (Q202p Eys),
brobbel:
brobbel (Q202p Eys),
luchtbel:
v.
lo.f˂b‧ɛl (Q202p Eys)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|