29921 |
metselen |
metselen:
mętsǝlǝ (Q202p Eys),
mɛtsǝlǝ (Q202p Eys),
muren:
mūrǝ (Q202p Eys)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
29942 |
metselkoord |
koord:
kǭt (Q202p Eys)
|
Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.]
II-9
|
30089 |
metselstenen bevochtigen |
nat maken:
nat mākǝ (Q202p Eys)
|
Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a]
II-9
|
29996 |
metselzand |
bergzand:
bɛrǝx˲zant (Q202p Eys),
metselzand:
mɛtsǝlzant (Q202p Eys),
rivierzand:
rǝvīrzant (Q202p Eys)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
braadworst:
broadwoes (Q202p Eys),
droogworst:
dreug woëst (Q202p Eys)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
v.
məd‧am (Q202p Eys),
mevrouw:
mevrouw (Q202p Eys),
vrouw:
v.
vr‧oͅ (+ achternaam) (Q202p Eys),
vr‧oͅu̯ (+ achternaam) (Q202p Eys)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
miauwen (Q202p Eys)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
27612 |
middagdienst, late dienst |
middagschicht:
mędǝxši.x (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
De werktijd van ''s middags 2 uur tot ''s avonds 10uur. Volgens Defoin (pag. 209) wordt de namiddagdienst in de pijlers waar de kolenwinning tijdens de morgendienst geschiedt, besteed aan het verplaatsen van de installaties en de nachtdienst aan de dakbreuk. In die waar de kolenwinning tijdens de namiddagdienst geschiedt, verricht men de verplaatsing van de installaties in de nachtdienst en de dakbreuk in de volgende morgendienst. Voor de middagdienst had men, volgens de informant van Q 15, een driekantige penning. Zie ook het lemma Controlepenning. [N 95, 117; monogr.; Vwo 509; Vwo 510; Vwo 807]
II-5
|
17838 |
middagdutje |
unger:
ø.ŋər (Q202p Eys)
|
Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
ungeren (ww.):
ungere (Q202p Eys),
ŭngere (Q202p Eys),
ø.ŋərə (Q202p Eys)
|
middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|