23661 |
aanbidding van het allerheiligste |
aanbidding:
aanbidding (Q202p Eys)
|
De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29964 |
aanbinder |
steigerstang:
štīgǝrštaŋ (Q202p Eys)
|
Houten paal die horizontaal aan de staanders wordt gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de zgn. 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Wanneer bij het bevestigen van de aanligger aan de staander gebruik wordt gemaakt van touwen, wordt onder de aanbinder op de staander een steigerklos aangebracht. Zie ook afb. 17. Zie voor het woordtype 'schachelrute' ook RhWb vii, kol. 831, s.v. 'Schachelrute'. [N 32, 2b; monogr.]
II-9
|
22158 |
aanbouw van gaas |
spoetnik:
spoetnik (Q202p Eys),
(m.).
špu.tni.k (Q202p Eys)
|
Hoe heet de aanbouw van gaas, geknoopt gaas of traliewerk? (zie tekening 4) [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25598 |
aanbrengen van gaatjes in het deegbrood |
stippelen:
štipǝlǝ (Q202p Eys)
|
Met behulp van een vork, een plank met spijkers of ijzeren tanden, een houtje, een spijker of simpelweg een vinger worden gaatjes in het deegbrood aangebracht. [N 29, 42; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
25067 |
aandeel, part |
deel:
deel (Q202p Eys),
o.
dē.l (Q202p Eys),
part:
part (Q202p Eys),
o.
pā.t (Q202p Eys)
|
het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19268 |
aandringen |
aandringen:
aadringe (Q202p Eys),
durch-drijven (< du.):
geͅ.t˃ dø.rəx˃drī.və (Q202p Eys),
op get staan:
o.p˃ geͅ.t štoͅ.a (Q202p Eys)
|
met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21470 |
aangeven, verklikken |
aangeven:
agaeve (Q202p Eys),
ā.geͅ.avə (Q202p Eys),
aanschieten:
aasjīētə (Q202p Eys),
ā.šī.tə (Q202p Eys),
klikken:
klikken (Q202p Eys),
verraden:
vərr‧oͅanə (Q202p Eys)
|
een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] || klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
27907 |
aanhangkap |
aanhangkap:
ānhaŋka.p (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Algemene benaming voor verschillende typen metalen kappen die bij ondersteuning in pijlers toegepast worden. Er bestaan verschillende soorten pijlerkappen, zoals de Haarmannkap, de Gutehoffnungshüttekap en de Van Werschkap. Pijlerkappen kunnen los naast elkaar worden geplaatst, maar ze kunnen ook onderling met elkaar worden verbonden. Daarnaast zijn er kappen die aan de reeds bestaande kunnen worden bevestigd en tegen het dak rusten en dit voorlopig ondersteunen zonder dat er een stijl onder is geplaatst. Dit type kap wordt vooral toegepast in mechanische pijlers waar een stijlenvrij koolfront noodzakelijk is (MBK III pag. 92-93). [N 95, 609; N 95, 363]
II-5
|
19975 |
aanhitsen |
ophitsen:
ophietse (Q202p Eys)
|
Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
18883 |
aanhoudend klagen |
grommen:
gromme (Q202p Eys),
immer jammeren:
‧øͅmər j‧oͅamərə (Q202p Eys),
stabiel jammeren:
štəb‧il j‧oͅamərə (Q202p Eys)
|
aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)]
III-1-4
|