25565 |
ongeschikt |
klets:
klɛtš (Q202p Eys)
|
Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.]
II-1
|
28299 |
ongevallenwagen |
onvalswagen:
o.nva.lsw˙ān (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Speciale spoorwagon bestemd voor het transport van gewonden. [N 95, 677; N 95, 718]
II-5
|
23486 |
ongewijde aarde |
ongewijde aarde:
ongewiejde ead (Q202p Eys)
|
Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20539 |
onhandig snijden |
frentelen:
frentele (Q202p Eys)
|
Hoe noemt U: Op een onhandige manier in het vlees snijden (prossen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33291 |
onkruid, algemeen |
onkruid:
onkrūt (Q202p Eys)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
20452 |
onkuis |
onkuis:
onkuis (Q202p Eys),
vies:
v‧īs (Q202p Eys),
wulps:
wulps (Q202p Eys)
|
onkuis, onzuiver, ontuchtig [N 96D (1989)] || onkuis; tot wellust neigend, onzedig [onkuis, wulps, ontuchtig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23974 |
onkuisaard |
vieze zouwbeer:
viese zauwbeer (Q202p Eys)
|
Onkuisaard, viezerik op sexueel gebied [smeerlap, vieze beest, vieze fannie]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23973 |
onkuisheid |
zwijnerij:
zwijnerij (Q202p Eys)
|
Onkuisheid, onzuiverheid, ontuchtigheid [beesterij, zwijnerij]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18990 |
onnozel |
stom:
št‧oͅm (Q202p Eys)
|
zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19267 |
onnozel persoon |
ezel:
eazel (Q202p Eys),
ezelsveulen:
o.
ē.əzəls˃vy(3)̄.ələ (Q202p Eys),
halve gek:
m.
h‧ōͅvə geͅ.k (Q202p Eys),
halve gewaaide:
m.
h‧ōͅvə gəw‧āi̯də (Q202p Eys),
noppenee:
o.
noͅ.pənēͅ.i̯ (Q202p Eys),
onnozele:
m.
o.n‧yəzələ (Q202p Eys),
simpele:
m.
se.mpələ (Q202p Eys),
slome:
sloome (Q202p Eys),
stomme boer:
m.
št‧oͅmə bu.ər (Q202p Eys),
stommeling:
m.
št‧oͅməl‧eŋ (Q202p Eys),
stommerik:
stommerik (Q202p Eys),
stumper:
stumper (Q202p Eys),
uilskuiken:
ulskuke (Q202p Eys),
uulskuuke (Q202p Eys),
o.
‧ylsky(3)̄.kə (Q202p Eys),
votlok:
o.
vo.tloͅ.ak (Q202p Eys)
|
een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || iemand die ontzettend dom is [nienop] [N 85 (1981)] || niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)] || uilskuiken [SGV (1914)] || zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|