20814 |
ontbijtkoek, peperkoek |
peperkoek:
péépurkook (Q202p Eys)
|
peperkoek [N 29 (1967)]
III-2-3
|
27533 |
ontgroening voor ondergrondse mijnwerkers |
kuilstamp:
k˙ulšta.mp (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
Gebruik om nieuwe mijnwerkers een panschop tegen het, eventueel blote, achterwerk te houden waartegen dan met een voorhamer werdgeslagen. Volgens de invuller uit Q 121c was het op de Domaniale mijn gebruikelijk om dit bovengronds te doen en wel in het gebouw waar de jonge mijnwerkers mijnwagens schoon moesten maken. De invuller uit Q 112a heeft het gebruik nog gekend tot ongeveer 1960. Het werd toegepast bij nieuwe leden van de Bovon, de beambtenontspanningsvereniging van de Oranje-Nassau III. [N 95 A, 9; monogr.]
II-5
|
23941 |
onthoudingsdag |
vastendag:
vastedaag (Q202p Eys)
|
Een onthoudingsdag: dag waarop men geen vlees, spek en jus uit vlees mag gebruiken. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28073 |
ontkoold |
deruit:
drū.t (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Gezegd van een pijler waar alle steenkool uit is verwijderd. In dit lemma zijn alleen de termen voor "ontkoold" opgegeven. Voor de benamingen voor "pijler" zie men het lemma Pijler. [N 95, 532; monogr.]
II-5
|
27590 |
ontslag |
ontslag:
o.ntšlā.x (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Het ontslaan uit de dienst, al of niet gedwongen. Zie ook de lemmata Ontslag Krijgen en Ontslag Nemen. [N 95, 998; N 95, 999]
II-5
|
27591 |
ontslag krijgen |
ontslag krijgen:
o.ntšlā.x krī.gǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
ontslagen werden:
o.ntšlā.gǝ wę.adǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
vortgęjaagd werden:
vu.t˲gǝj˙āxt wę.adǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale])
|
De dienst opgezegd krijgen. In "zijn boek krijgen" wordt met boek het werkboekje bedoeld dat men terugkrijgt als men ergens niet meer werkt (Vanwonterghem pag. 69). Püs in de "de püs krijgen" is een strozak in het bed of een armoedig bed (RhWB VI pag. 1227 s.v. "Püs"). Het woord wordt in deze uitdrukking overdrachtelijk gebruikt. [N 95, 999; N 95, 998; monogr.]
II-5
|
27271 |
ontslag nemen |
(zijn) ontslag nemen:
o.ntšlā.x nø.mǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Zolder])
|
Als arbeider zelf ontslag nemen uit de dienst. Men moest een aantal dagen van te voren opzeggen, wilde men zonder loonverlies de werkovereenkomst verbreken. In de Belgische mijnen moest men minstens 14 dagen vooraf het mijnbestuur in kennis stellen van zijn ontslag (Defoin pag. 219). Ook woordtypen als "kundigen" of "(zijn) dagen doen" wijzen op een opzegtermijn. [N 95, 1000; monogr.; Vwo 100; Vwo 147; Vwo 148; Vwo 267; Vwo 268; Vwo 574]
II-5
|
27856 |
ontsteker |
slaghoedje:
šlā.xhø.tjǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Julia])
|
Apparaat waarmee de ontploffing van springstof op gang kan worden gebracht. Het slagpijpje is een koperen buisje van 6.5 mm diameter en 4 cm lang, dat een kleine hoeveelheid ontstekingspoeder bevat. Hierin liggen twee electrische draden tegenover elkaar. Zij zijn verbonden door een kleine brug uit zeer dunne platinadraad die begint te gloeien zodra de stroom er doorloopt (Defoin pag. 141). [N 95, 411; monogr.; Vwo 212; Vwo 564]
II-5
|
18040 |
ontsteking |
ontsteking:
o.ntšteͅ.akeŋ (Q202p Eys),
zweer:
zwaer (Q202p Eys)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22046 |
ontsteking van de oogleden |
natte ogen:
(o.).; (mv.).
na.tə ō.gə (Q202p Eys),
ontsteken ogen:
onstaeke oge (Q202p Eys)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: ontsteking van de oogleden (oogvliesjes)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|