25564 |
op de juiste temperatuur |
warm genoeg:
wɛrǝm gǝnox (Q202p Eys)
|
Gezegd van gerezen deeg. Het vocht in het deeg is de warmtebron. Door het vocht te verwarmen brengt men het deeg op de juiste temperatuur. De goede temperatuur is van groot belang voor de kwaliteit van het produkt. Te warme degen zullen droog brood geven, dat spoedig kruimelig wordt, terwijl te koude degen een brood opleveren dat klein van stuk en wreed van scheuring is (Schoep blz. 95). Volgens de informanten van K 359, L 270, en Q 121e was eertijds het bepalen van de juiste temperatuur een kwestie van aanvoelen of voelen met de handen. De goede temperatuur zou volgens de informant van L 269a zijn ¬± 28¬∞C. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28b; monogr.]
II-1
|
17935 |
op de loop gaan |
maken dat men vort komt:
make dat hae voet kunt (Q202p Eys),
op de loop gaan:
op der leup goa (Q202p Eys),
stropen gaan:
štr".pə goͅ.a (Q202p Eys),
vortkleinen:
vu.tkleͅ.anə (Q202p Eys),
vortlopen:
vu.tlō.pə (Q202p Eys)
|
op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22682 |
op de vingers fluiten |
fluiten:
fleute (Q202p Eys),
op de vingers fluiten:
op də veŋər fl"tə (Q202p Eys)
|
Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25094 |
op een rij zetten |
hagen:
hage (Q202p Eys),
op een rij zetten:
o.p ˂‧eͅŋ r‧eͅi̯ zeͅ.tə (Q202p Eys)
|
op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22187 |
op het eigendomsgevoel voor het eigen hok spelen |
jaloersspel:
jaloersspel (Q202p Eys),
nestspel:
(o.).
ne.sšpēͅ.l (Q202p Eys),
neͅ.sšpēͅ.l (Q202p Eys)
|
Bij gepaarde en ook ongepaarde duiven spelen op het eigendomsgevoel voor het eigen hok (kotjesspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21976 |
op het gevoel van ouderschap spelen |
nestspel:
nestspeal (Q202p Eys),
(o.).
neͅ.sšpēͅ.l (Q202p Eys)
|
Bij gepaarde duiven met jongen spelen op het gevoel van ouderschap, op het verlangen om de jongen terug te zien? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22460 |
op kraamvisite gaan |
het nieuwe kindje gaan kijken:
ət nøͅi keͅntjə goͅa kikə (Q202p Eys),
suikerbeschuit gaan:
soekerbesjuut gao (Q202p Eys)
|
Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21197 |
op reis gaan |
op reis zijn:
o.p r‧ēs˃ zi.ə (Q202p Eys),
op rees gewae (Q202p Eys),
vort zijn:
vu.t˃ zi.ə (Q202p Eys)
|
op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23675 |
op retraite gaan |
retraite (fr.) gaan:
retraite gao (Q202p Eys)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
op sjtĕlte loope (Q202p Eys),
op sjteͅltə lōpə (Q202p Eys),
stelten:
stelte (Q202p Eys)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|