21916 |
oude duif |
oude, een ~:
ouwe (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
(m.).
‧oͅu̯ə (Q202p Eys)
|
een duif die ouder dan één jaar is? [N 93 (1983)] || een duif van 2 of 3 jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20320 |
oude man |
oud mannetje:
oud menke (Q202p Eys),
oude kerel:
(m.).
ouw keͅ.al (Q202p Eys),
oude man:
⁄ne ouwe man (Q202p Eys),
(m.).
‧oͅu̯ə mā.n (Q202p Eys)
|
oude [een ~ man] [SGV (1914)] || oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-1
|
20319 |
oude vrouw |
oud wijf:
(o.).
ōͅ.t wī.f (Q202p Eys),
oude vrouw:
ouw vrouw (Q202p Eys),
(v.).
‧oͅu̯ vr‧oͅu̯ (Q202p Eys)
|
oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudejaarsavond:
ouejaorsaovend (Q202p Eys),
oͅuəjoͅasjoͅavənt (Q202p Eys),
silvesteravond:
selveͅstəroͅavənt (Q202p Eys)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
heilige silvester:
H. Silvester (Q202p Eys),
oudjaar:
oadjaar (Q202p Eys)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || 31 december, H. Silvester. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
auwəsj (Q202p Eys),
ouwesj (Q202p Eys)
|
ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
ouwerwits (Q202p Eys)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|
29896 |
oudhollandse pan |
holpan:
hǭlpan (Q202p Eys)
|
Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c]
II-8
|
25501 |
oven waarbij men in dezelfde ruimte stookt en bakt |
königswinteroven:
kø̜neŋswentǝrǭvǝnt (Q202p Eys)
|
De woordtypen "bakhuis", "burenoven", "veldoven", "ovenschap", "leemoven", "boerenoven" duiden op een oven in een bakhuis of op het bakhuis zelf. Moderner van vorm zijn de königswinteroven, ijzeren oven, kookoven, oliestookoven, heteluchtoven. De respondent van L 291 merkt op dat de königswinteroven in gebruik kwam vanaf 1915. [N 29, 1b; monogr.]
II-1
|
25504 |
ovendeur |
deurtje:
dȳrkǝ (Q202p Eys)
|
Het deurtje kan van ijzer zijn of van hout. De houten vormen zijn in de regel ouder. De informant van L 289b zegt dat deze sluiting een plank met een natte zak kan zijn die met een lat of paal tegen de opening van de oven wordt gezet. De woordtypen "stop", "stopsel", "ovenstopsel" wijzen heel waarschijnlijk op een bepaalde vorm vaan dichten. Zo vermeldt Weyns (blz. 27) dat in Oost-Vlaanderen de deur hier en daar een houten blok, 15 cm dik, is dat, voor de gevulde oven geplaatst, met leem, modder, soms zelfs met koedrek gemengd met aarde, wordt dichtgesmeerd. [N 29, 2b; N 29, 2a; OB 2, 3b; OB 2, 3a; monogr.]
II-1
|