24974 |
plaats maken |
plaats maken:
plaats maake (Q202p Eys),
pl‧ātš mā.kə (Q202p Eys)
|
ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22479 |
plaats waar de kegels staan |
bred:
breͅt (Q202p Eys)
|
De plaats waar de kegels staan opgesteld [bos]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25365 |
plaats waar men het slachtvee treft om het te verdoven |
ster:
štēǝr (Q202p Eys)
|
Verdooft men het dier met het schietmasker, dan moet de pin de kop binnendringen op het snijpunt van de lijnen linkerhoorn-rechteroog en rechterhoorn-linkeroog. Verdooft men het dier met een hamer of iets dergelijks, dan slaat men het doorgaans de schedel is. [N 28, 7; monogr.]
II-1
|
25377 |
plaats waar men het varken of rund steekt om het te doden |
hals:
hals (Q202p Eys),
neven de keel:
nē̜vǝ dø kē̜ǝl (Q202p Eys)
|
In vragenlijst 28 is afzonderlijk gevraagd naar de plaats waar men het varken resp. het rund steekt om te doden. Aangezien er een grote overeenkomst bestond in woordtypen tussen beide vragen, zijn deze twee vragen tot één lemma versmolten. [N 28, 13a; N 28, 13b; monogr.]
II-1
|
24968 |
plaats, ruimte |
plaats:
plaatsj (Q202p Eys)
|
plaats [SGV (1914)]
III-4-4
|
30564 |
plakspaan |
riester:
rȳǝstǝr (Q202p Eys
[(van hout of metaal)]
)
|
Van een handvat voorziene houten of metalen plankje dat wordt gebruikt bij het gelijkschuren van raapspecie of gestort beton. Zie ook afb. 88. De 'sprahe' (Q 121) bestaat uit een rechthoekig blad van vrij dun en ietwat buigzaam staal waarop een handvat gemonteerd is. Zie voor dit woordtype ook RhWb (VIII), k. 404, s.v. 'Sprahe', ø̄spreeuwø̄. De 'houten riester' (Q 121) heeft dezelfde vorm als de 'sprahe'. Soms is op deze houten riester een laag 'vilt' ('velts') gespijkerd. De '(ijzeren) riester' (Q 121) vertoont grote overeenkomst met de 'sprahe', maar is van een dikkere soort staal gemaakt. De voorkant is afgerond in de vorm van een cirkelsegment (Lochtman, pag. 22). [N 30, 9; monogr.]
II-9
|
21967 |
plank van duivenslag |
bred:
[oorspr. invoer bref, gecorrigeerd rk]
bre[d} (Q202p Eys),
slagbred:
(o.).
šlā.x˂breͅ.t (Q202p Eys)
|
Hoe heet het platform, de plank zelf? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22734 |
plankmis |
poedel:
poedel (Q202p Eys),
pudəl (Q202p Eys)
|
De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24627 |
plantenstek |
stek poots:
stek poats (Q202p Eys),
stekkeling:
šteͅ.kəleŋ m. (Q202p Eys)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24667 |
plataan |
plataan:
plat‧ān v. (Q202p Eys)
|
De plataan; van deze boom schilfert de schors in plaen af waardoor de nieuwe geelgroene bast zichtbaar wordt; de boom heeft langgesteelde vruchten (plataan, plantaan, plom, plon, plen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|