23808 |
biddag voor het gewas |
bededag:
beadag vuur `t gewas (Q202p Eys)
|
De Biddag voor het Gewas. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23200 |
bidden |
beden:
bèjne (Q202p Eys),
zich beden:
zich beëne (Q202p Eys)
|
bidden [SGV (1914)] || Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23702 |
bidden uit dankbaarheid |
danken:
danke (Q202p Eys)
|
Bidden uit dankbaarheid [danke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23940 |
bidden voor de witspijs |
beden voor de wetspijs:
beane vuur de wetspies (Q202p Eys)
|
In de vasten dagelijks enkele weesgegroeten bidden, als men zuivelprodukten (melk, boter, kaas) en eieren gegeten had, wat door de vastenwet verboden was ("bidden voor de wetspijs"). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
27532 |
bidplaats |
losvloer:
lǫ.s˲vluǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
De plaats, bijvoorbeeld bij de schacht, waar een kruisbeeld hing en enkele heiligenbeelden stonden opgesteld. De mijnwerkers baden hier een kort gebed voor het afdalen. Volgens een invuller uit Q 121 werd het gebruik rond 1900 op de Domaniale mijn afgeschaft. Wel waren er later nog veel mijnwerkers die hier, evenals op de vier Oranje-Nassaumijnen, voor het afdalen een kruis maakten. Op de laatstgenoemde mijnen bad men ook op sommige posten voor aanvang van het werk een Onze Vader, aldus een respondent uit Q 113. [N 95 A, 8; monogr.]
II-5
|
20450 |
bidprentje |
dodenprentje:
doedeprentje (Q202p Eys)
|
een bidprentje, doodsprentje, gedachtenisprentje, tijdens de uitvaartdient uitgereikt, "beeldje"[doeëdetsiddel] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23370 |
bidstoel |
bidstoel:
bidstool (Q202p Eys)
|
Een bidstoel met knie- en armsteun, waarop men alleen maar geknield kan zitten [prie-Dieu?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23665 |
bidstond |
bidstond:
bidstond (Q202p Eys)
|
Een aanbiddingsuur of bidstonde, aan elk van de wijken of groeperingen van de parochie toegewezen gedurende deze aanbiddingsdagen [bidstond, bèèjstónd, be------nsjtónd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23980 |
biecht |
biecht:
bicht (Q202p Eys)
|
De biecht [biech]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23982 |
biecht horen |
biecht horen:
bicht huuren (Q202p Eys)
|
Biecht horen door de priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|