23857 |
processiepaaltjes |
bronkpalen:
bronkpaöl (Q202p Eys)
|
De paaltjes die de route aangeven waarlangs de processie trekt [bronkpäöl]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23856 |
processiepaaltjes in de grond slaan |
paaltjes zetten:
poalchere zette (Q202p Eys)
|
Processiepaaltjes in de grond slaan [pöälchere zetse]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23858 |
processiestrooisel |
strooisel:
streussel (Q202p Eys)
|
Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23861 |
processievaantjes |
processievaantjes:
processievaentjes (Q202p Eys)
|
De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
28011 |
produktiegereed |
klaar:
kl ̇ǫar (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Gezegd van een pijler die gereed is om in produktie gebracht te worden. [N 95, 198]
II-5
|
17742 |
proeven |
keuren:
keure (Q202p Eys),
koͅa.rə (Q202p Eys),
proeven:
preuve (Q202p Eys, ...
Q202p Eys,
Q202p Eys)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
23930 |
profeet |
profeet:
profiet (Q202p Eys)
|
Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30124 |
profielbalken |
poutrelles:
pǝtrɛls (Q202p Eys),
schenen:
šenǝ (Q202p Eys)
|
IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.]
II-9
|
30065 |
profielen |
profielen:
prǫfilǝ (Q202p Eys)
|
Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.]
II-9
|
19272 |
profiteren |
derbij ziehen (du.):
cf. VD (du.) s.v. I. ziehen 02. resultaat, effect hebben
dərbēͅ.i̯ zi.ə (Q202p Eys),
profiteren:
pro.fət‧ēərə (Q202p Eys),
profiteere (Q202p Eys)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|