21720 |
rechtspreken |
rechten:
rechte (Q202p Eys),
uitspraak doen:
ū.tšpr‧oͅak˃ du.ə (Q202p Eys)
|
rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtsbuiten:
reiətsbōētə (Q202p Eys)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18961 |
rechtvaardig |
eerlijk:
ierlijk (Q202p Eys),
‧iərlex (Q202p Eys),
‧iərlək (Q202p Eys)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24082 |
rector |
rector (lat.):
rector (Q202p Eys)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25083 |
reeks, rij |
reeks:
reeks (Q202p Eys),
rij:
rej (Q202p Eys),
v.
r‧eͅi̯ (Q202p Eys)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)]
III-4-4
|
28312 |
regelaar vervoer |
vervoerregelaar:
vǝrv˙uǝrrē.gǝl˙ār (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
De vervoerregelaar regelt in de Nederlandse mijnen het transport en de distributie van de lege wagens voor de verschillende laadstations. In de Belgische mijnen kent men hiervoor de "dispatcher". "De dispatcher verdeelt de ledige mijnwagens over de verschillende afdelingen en pijlers. Hij vormt de rijen wagentjes voor hun vertrek en stelt zich gedurende de ganse werktijd telefonisch op de hoogte van het vervoer" (Vanwonterghem pag. 100). [N 95, 150; N 95, 149b; monogr.; Vwo 233; Vwo 284; Vwo 828; Vwo 830]
II-5
|
25238 |
regenbuitje |
drup regen:
druup rean (Q202p Eys)
|
regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24308 |
regenworm |
piering:
piejering (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
pieəriŋ (Q202p Eys),
WLD
piering (Q202p Eys),
worm:
WLD
worm (Q202p Eys)
|
pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)] || regenworm [DC 40 (1965)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22078 |
reinigen (van de hokken) |
rein maken:
ringmake (Q202p Eys),
r‧eͅŋmā.kə (Q202p Eys)
|
Hoe zegt men: het reinigen van de hokken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21195 |
reis |
reis:
rees (Q202p Eys),
(v.).
r‧ēs (Q202p Eys)
|
het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|