28115 |
blaasleiding |
blaasroor:
bl ̇ǫasrø̄ǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Willem-Sophia])
|
De leiding waarmee het opvulmateriaal door middel van samengeperste lucht in de ontkoolde ruimte wordt geblazen. Aan het einde van de leiding bevindt zich de vulschop. [N 95, 559; monogr.]
II-5
|
28113 |
blaasmachine |
blaasmachine:
bl ̇ǫasmǝš ̇iŋ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Machine waarmee het opvulmateriaal, vaak wasserijstenen, onder druk in een op te vullen ruimte kan worden geblazen. [N 95, 557; monogr.]
II-5
|
28112 |
blaasmachinist |
blazer:
bl˙ø̜ǝzǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Arbeider die de blaasmachine bedient. [N 95, 137; monogr.]
II-5
|
18096 |
blaasontsteking |
blaasontsteking:
blaesontsteaking (Q202p Eys),
bloͅaso.ntšteͅ.akeŋ (Q202p Eys)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28102 |
blaaspijler |
blaasstreb:
bl ̇ǫasštrēp (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Zolder])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte door middel van een blaasmachine met van elders aangevoerde stenen wordt opgevuld. De invuller uit Q 3 schrijft over de blaaspijler dat dit een "taille" is waar de stenen voor de "stape" onder druk ingeblazen worden. [N 95, 538; monogr.]
II-5
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blad (Q202p Eys)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
29937 |
blad van de troffel |
blad:
blat (Q202p Eys)
|
Het driehoekige metalen blad van de troffel, dat dient om de specie op de steen aan te brengen en uit te strijken. De afmeting van het blad kan, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, verschillen. Het blad van een troffel heeft een gebogen en een rechte zijde. De rechte kant wordt gebruikt voor het opvangen van uitpuilende specie, de gebogen kant voor het hakken van stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(troffel-)' het lemma 'troffel'. [N 30, 7b; monogr.]
II-9
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blat (Q202p Eys),
blader:
blār (Q202p Eys)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
24718 |
bladerloze boom |
kapotte boom:
kəpoͅ.tə bō.m m. (Q202p Eys)
|
Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33504 |
bladkool, snijkool |
vals hoofd:
valsje hatser (Q202p Eys)
|
[N Q (1966)]
I-7
|