33430 |
tasruimte naast de dorsvloer |
verbont:
vǝrbo.nt (Q202p Eys),
wis:
wøš (Q202p Eys),
wø̜š (Q202p Eys)
|
Het schuurvak of de door het tasmuurtje van de dorsvloer gescheiden ruimte naast de dorsvloer waar veelal de graanschoven bewaard worden. Men stapelt er van de vloer tot onder het dak. Om schade door ratten of muizen tegen te gaan legt men onderaan takkenbossen of oud stro, ook maakt men wel een vloertje van planken op stenen, zodat de katten er onderdoor kunnen. Men tast in een van de vakken van de tasruimte ook wel stro of hooi. De benamingen betreffen de gehele tasruimte (bestaande uit een of meer vakken, naar gelang de indeling en de grootte van de schuur), één van de vakken van de tasruimte (vaak voor een bepaald gebruik) of een van de tasruimten als er aan beide zijden van de dorsvloer een is. Met een cijfer achter het codecijfer wordt, indien mogelijk, aangegeven uit hoeveel vakken de tasruimte bestaat of hoeveel van de zo genoemde tasruimten er zijn. In het lemma komen twee typen metonymieën voor: de benaming van de oogststapel wordt gebruikt voor de ruimte waar gestapeld wordt (in de gevallen tas en berm en hun samenstellingen) en ook wordt de benaming van de begrenzing van de ruimte, het gebont en de daarmee verbonden woordgroepen, benut voor de ruimte zelf. Deze twee gevallen van betekenisuitbreiding staan achter in het lemma bijeen. Zie ook het lemma "oogststapel in de schuur" (3.3.6). En vergelijk nog Goossens 1963b en 1973 (over wis) en, speciaal voor uilicht, Goossens 1988, 165-167, met kaart. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen (tas(t)) en (berm) het lemma "oogststapel in de schuur" (3.3.6), van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). Zie ook afbeelding 14.e bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 69a; N 4A, 10b; N 5, 81 en 85a; N 14, 48; N 15, 49b; N C, 5a; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; L 48, 13; Lu 2, 13; Gi 2.1, 20; S 50; monogr.; add. uit N 5A, 58b, 70a en 71]
I-6
|
21871 |
taxeren |
schtzen (du.):
šeͅ.tsə (Q202p Eys),
taxeren (<fr.):
taxere (Q202p Eys)
|
de waarde van een artikel schatten [taxeren, schatteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23649 |
te communie gaan |
kommunizieren (du.):
kommelesteere (Q202p Eys)
|
Tot de communie gaan, ter communie gaan, te communie gaan, communiceren onder de mis [kómmeletseere?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23932 |
te communie gaan op hoge feestdagen |
communiceren (<lat.):
communiceren (Q202p Eys)
|
op hoge feestdagen te communie gaan (ter hoogtij(d) gaan). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18241 |
te groot zijn |
hangen wie een hoddel:
(m.).
ha.ŋə w‧ii̯ ‧eͅŋə h‧oͅdəl (Q202p Eys)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
22006 |
te laat komen om nog prijzen te winnen |
te laat binnenkomen:
tə lā.t ˂b‧eͅnəko.mə (Q202p Eys)
|
het te laat komen van de duiven om nog prijzen te winnen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25561 |
te lang gerezen deeg |
te lang gelegen:
tǝ laŋ gǝlē̜ǝgǝ (Q202p Eys)
|
Bij veel antwoorden wordt het zelfstandig naamwoord "deeg" o.i.d. niet gegeven. [N 29, 26b; monogr.]
II-1
|
30078 |
te lood |
in het lood:
en ǝt luǝt (Q202p Eys),
lodig:
luǝdex (Q202p Eys)
|
Gezegd van een muur of hoek wanneer deze tijdens de controle met het schietlood een loodrechte stand vertoont. [N 31, 10d; monogr.]
II-9
|
25566 |
te nat |
knets:
knɛtš (Q202p Eys),
te nat:
tǝ nat (Q202p Eys)
|
Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] || Het lemma valt uiteen in verschillende grammaticale categorieën. De eerste categorie benamingen is bijvoeglijk van aard. De tweede groep bestaat uit opgaven die een zelfstandigheid aanduiden en de derde groep bestaat uit werkwoorden. [N 29, 67; monogr.]
II-1
|
25442 |
te snel verwerkt |
niet afgestorven:
net āfgǝstorvǝ (Q202p Eys)
|
Het slachtvee moet, nadat het is gedood en uitgeslacht, een poos besterven. Pas als het vlees door en door koud is geworden kan het verwerkt worden. Doet men dit eerder, dan is de smaak van het vlees minder en bederft het veel sneller. Bovendien laat niet afgekoeld vlees zich veel moeilijker snijden dan koud vlees, dat immers steviger is. [N 28, 96; monogr.]
II-1
|