e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tientje van de rozenkrans gesetz (du.): e gezets (Eys), tientje: tientje (Eys) Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)] III-3-3
tijdelijke aflaat tijdelijke aflaat: enge tiedelijke aflaot (Eys) Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)] III-3-3
tijdverdrijf duiven houden voor de liefhebberij: Opm. invuller heeft hierbij geen benaming gegeven voor de persoon die dit doet!  d‧uvə hoͅ.tə vy.ər də l‧īph‧ābər‧eͅi̯ (Eys), tijdverdrijf: tiedverdriēf (Eys) een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || tijdkorting [SGV (1914)] III-3-2
tijger tijger: tieger (Eys) tijger [SGV (1914)] III-3-2
timmerman schrijner: šrī.nǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Winterslag, Waterschei]) Vakman die op de mijn het timmervak verricht. [N 95, 148] II-5
timpaan leest: lēǝs (Eys) De ruimte tussen de bovendorpel van het kozijn van een raam of deur en de daarboven zich welvende boog. Wanneer boven een raam of deur met rechte bovendorpel een segment-, rond- of ellipsboog is geslagen, wordt het boogschild, d. i. de ruimte, die door de boog ingesloten wordt, niet alleen gevuld, maar veelal ook versierd. Bij vlak werk in metselwerk bestaat de boogvulling gewoonlijk uit enige lagen steen, hetzij zonder enige versiering, hetzij door het aanbrengen van gekleurde stenen enigszins gefigureerd. (Zwiers I, pag. 159). [N 32, 16b; monogr.] II-9
tocht, zuiging van lucht het trekt: trekt (Eys), trukt (Eys), ⁄t trukt (Eys), koele wind: keule wink (Eys), trek: m.  treͅk (Eys) tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)] III-4-4
tochtig parig: pēͅ.arex (Eys) tochtig, verlangend naar de paring, gezegd van vogels (parig) [N 83 (1981)] III-4-1
toegangsprijs entree (<fr.): entree (Eys), eͅ.ntr‧ē (Eys), m.  eͅ.ntre (Eys) de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)] III-3-1
toekruid, algemeen gekruid: gekruide (Eys), gekruider: gəkr‧yi̯ər mv. (Eys) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] I-7