19749 |
tuinhuisje |
zomerhuisje:
zōēwmerhuske (Q202p Eys)
|
priëel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20063 |
tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium) |
geitenklee:
geeteklie (Q202p Eys)
|
Tuinkamperfoelie (lonicera caprifolium); klimmend tot 9 m. De bovenste bladeren zijn samengegroeid en vaak donzig behaard aan de onderzijde; de bloemen zijn geel en talrijk en bevinden zich in 4 of 5 kransen dicht bijeen (geiteklaver, weeuwtje, duivelszaa [N 92 (1982)]
III-2-1
|
33593 |
tuinkers |
tuinkers:
tøͅ.i̯nkɛ.rs v. (Q202p Eys)
|
Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)]
I-7
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
kervel (Q202p Eys),
k‧ɛrəvəl m. (Q202p Eys)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
lemen muur:
lēmǝ mūǝr (Q202p Eys)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
27959 |
tunnelondersteuning |
tunnelbouw:
t˙ønǝlbǫ.w (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
Ondersteuning, bestaande uit twee ongeveer 4 m lange stijlen waarvan de bovenste helft gebogen is met een straal van 1.50 m. De gebogen einden van de stijlen worden met een paar zware lasplaten en bouten aan elkaar verbonden. De tunnelondersteuning wordt toegepast op plaatsen waar de gewone jukondersteuning niet toereikend is. [N 95, 342]
II-5
|
19466 |
turf |
turf:
turf (Q202p Eys)
|
turf? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
27830 |
tussengalerij |
tussengalerij:
tø.šǝgalǝr˙ɛj (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Laura, Julia])
|
Galerij die in de strijrichting van de koollaag wordt gedreven tussen twee verdiepingen in. [N 95, 375; monogr.]
II-5
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
slak:
šlɛk (Q202p Eys)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
21491 |
tussenpersoon |
maquignon (fr.):
makkeljon (Q202p Eys)
|
een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)]
III-3-1
|