| 23547 |
velum |
velum (lat.):
veelum (Q202p Eys)
|
Het velum [veeloem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20660 |
venkel |
venke:
venke (Q202p Eys),
venkel:
veͅ.ŋkəl (Q202p Eys),
vinkel (Q202p Eys)
|
venkel [SGV (1914)] || Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
| 30317 |
vensterbank |
vensterbank:
venstǝrbaŋk (Q202p Eys)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
| 30336 |
vensterblinden |
binnenslagen:
benǝšlęjǝx (Q202p Eys),
vensterslagen:
venstǝršlęjǝx (Q202p Eys)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
| 30332 |
vensterluiken |
blinden:
bleŋǝ (Q202p Eys),
buitenslagen:
būtǝšlęjǝx (Q202p Eys),
vensterslagen:
venstǝršlē̜ǝx (Q202p Eys
[(idem)]
)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
| 29898 |
ventilatiepan |
ventilatiepan:
ventilatiepan (Q202p Eys)
|
Dakpan met een ventilatie-opening. Een dergelijke opening werd in Q 202 een loftlok (loflǭk) genoemd. [N 32, 45a]
II-8
|
| 25074 |
veranderen |
ndern (du.):
‧ɛndərə (Q202p Eys),
veranderen:
vəreͅ.ŋərə (Q202p Eys)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 27646 |
verbandkamer |
verbandboede:
vǝrba.nt˱b˙ūt (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale])
|
Ruimte bovengronds waar onder leiding van een bedrijfs- of mijnarts verwondingen behandeld kunnen worden. [N 95, 26; N 95, 951; N 95, 952; monogr.]
II-5
|
| 27647 |
verbandmeester |
verbandskerel:
vǝrba.ntskę.al (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Eisden])
|
De verbandmeester verbond de wonden die de mijnwerkers hadden opgelopen. Hij deed dit werk onder leiding van de mijnarts. [N 95, 161; N 95, 951]
II-5
|
| 29894 |
verbeterde pan |
patentpan:
patɛntpan (Q202p Eys)
|
Algemene benaming voor een dakpan die voorzien is van zijsluitingen. Volgens de invuller uit Q 95 was de verbeterde dakpan geribbeld (g\røb\lt) van vorm. In L 360 was de pan voorzien van een sluiting (sløjte!), in Q 3 van een dobbelsluiting (dǫb\lslǫwte!). [N 32, 44b; monogr.]
II-8
|