27965 |
verschuiven |
omschuiven:
̇ǫmšȳvǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het transportmiddel van een pijler in zijn geheel in de richting van het koolfront verschuiven. In tegenstelling tot het verleggen hoeft de transportinstallatie daarbij niet gedemonteerd te worden. Zie ook het lemma Verleggen. [N 95, 535]
II-5
|
21666 |
verschuldigd zijn |
in de schuld staan:
e.n də šō.t štoͅ.a (Q202p Eys)
|
verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
seere (Q202p Eys),
sēarə (Q202p Eys),
tsere (Q202p Eys)
|
Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
goud:
(o.).
gō.t (Q202p Eys),
smuk (<du.):
smuk (Q202p Eys),
(m.).
šmu.k (Q202p Eys)
|
voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25344 |
verslachten |
afslachten:
āfšlaxtǝ (Q202p Eys)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
18226 |
versleten |
durch (du.):
dø.rəx (Q202p Eys),
kaal:
kā.l (Q202p Eys),
versleten:
versliete (Q202p Eys),
vəršli.ətə (Q202p Eys)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18797 |
verstand |
verstand:
verstank (Q202p Eys),
o.
vəršta.nt (Q202p Eys)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
loos:
l‧uəs (Q202p Eys),
redelijk:
redelijk (Q202p Eys),
verstandig:
versjtendig (Q202p Eys),
vəršt‧ɛndex (Q202p Eys)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
oogtand:
ōxtant (Q202p Eys)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29112 |
verstellen |
stukkeren:
štøkǝrǝ (Q202p Eys)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|