22349 |
verstoppertje spelen |
koekverbergen:
koekverberge (Q202p Eys),
kukvərbeͅrəgə (Q202p Eys)
|
Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
versjtøke (Q202p Eys),
versjtøkt (Q202p Eys)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
33454 |
vertikale paal in een poort |
poortehout:
pǫatsǝhō.ts (Q202p Eys)
|
Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c]
I-6
|
30109 |
vertinborstel |
vertinborstel:
vǝrtenbøštǝl (Q202p Eys),
vertinkwast:
vǝrtenkwas (Q202p Eys),
vertinkwispel:
vǝrtenkwespǝl (Q202p Eys)
|
Lange stok met aan het uiteinde een soort spaan of borstel, waarmee de binnenzijde van schoorsteenkanalen ruw bepleisterd wordt. De specie die hierbij werd gebruikt, werd in Q 95a 'schouwplaaster' ('šǫwplǭstǝr') genoemd. [N 32, 25d; monogr.]
II-9
|
19304 |
vertrouwen |
vertrouwen:
vertrouwe (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
vərtr‧oͅu̯ə (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
remplacant (Q202p Eys)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19012 |
verveeld |
pietleuterig:
pietleuterig (Q202p Eys)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18928 |
vervelend werk |
piezelswerk:
o.
p‧izəlsweͅ.rək (Q202p Eys)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18820 |
verveling |
verveling:
v.
vərvēͅ.əleŋ (Q202p Eys)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kaetje (Q202p Eys),
(o.).
keͅ.ətjə (Q202p Eys)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|