17845 |
wakker |
wakker:
wa.kər (Q202p Eys),
wakker (Q202p Eys)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22685 |
waldhoorn |
waldhoorn:
waldhoorn (Q202p Eys),
waldhoren (Q202p Eys)
|
Een muziekinstrument van opgerolde schors [toethoren, schalmei, waldhoren, fop, neppen, schermenei]. [N 90 (1982)] || Het blaasinstrument zonder ventielen, met een zachte toon [hoorn, waldhoorn]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19477 |
walm |
kwalm:
kwa.ləm (Q202p Eys),
kwalm (Q202p Eys),
zwadem:
schwaam (Q202p Eys)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
20979 |
walnoot |
boomnoot:
boomnoeət (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)]
III-2-3
|
17929 |
wandelen |
spazieren (du.):
spatseren (Q202p Eys),
špətsērə (Q202p Eys),
trampelen:
Kuieren.
tra.mpələ (Q202p Eys),
wandelen:
wa.ndələ (Q202p Eys)
|
Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17755 |
wang |
bak:
bakə (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
18943 |
wangedrag |
bottigheid:
v.
bo.texhē.t (Q202p Eys),
slecht gedrag:
sleat gedrag (Q202p Eys)
|
een zeer slecht gedrag [gebrak, walebakkerij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21743 |
wapen |
wapen:
woape (Q202p Eys),
(o.).
w‧oͅapə (Q202p Eys)
|
een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21741 |
wapenschild |
schild:
schild (Q202p Eys)
|
een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25204 |
warm weerx |
vuil weer:
voel weer (Q202p Eys),
warm (weer):
werm (Q202p Eys),
werrəm (Q202p Eys),
wĕrrem (Q202p Eys),
weͅrəm (Q202p Eys)
|
warm [DC 44 (1969)], [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|