19717 |
was |
was:
wĕsj (Q202p Eys)
|
wasch [SGV (1914)]
III-2-1
|
19714 |
wasbord |
wasbred:
waesbred (Q202p Eys),
w‧ɛš˂breͅ.t (Q202p Eys)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
23597 |
wasdraad |
kaarslicht:
kaetslicht (Q202p Eys)
|
De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19658 |
wasgoed |
wasgoed:
wēsjgod (Q202p Eys)
|
wasgoed [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
25487 |
waslokaal |
in de douche:
e.n dǝ du.š (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Julia]),
onder de douche:
o.ŋǝr dǝ du.š (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Ruimte waarin de mijnwerker dagelijks na gedane arbeid zich waste of waarin men elkaar de rug waste. Zie ook het lemma Onder De Douche Staan. [N 95, 8; monogr.; N 95, 71]
II-5
|
27125 |
wasserij |
wasserij:
wę.šǝr˙ęj (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Laura, Julia])
|
Plaats waar de kolen gewassen worden. Het wasproces heeft tot doel de stenen van de kolen te scheiden. [N 95, 13; Vwo 472; Vwo 851; Vwo 852; monogr.]
II-5
|
23443 |
wastafeltje in de sacristie |
lavabo (lat.):
lavabo (Q202p Eys)
|
Het wastafeltje of fonteintje in de sacristie, lavabo. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30318 |
waterdorpel |
rollaag:
rǫllǭx (Q202p Eys)
|
Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.]
II-9
|
28141 |
watergalerij |
watergalerij:
wā.tǝrgalǝr ̇ɛj (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma, Maurits])
|
Galerij die alleen dient voor het verzamelen, volgens de invuller uit Q 113 daarnaast ook voor de afvoer van mijnwater als uitbreiding van de schachtput (zie ook het lemma Schachtput). [N 95, 378; monogr.]
II-5
|
28142 |
watergoot |
zouw:
z ̇ǫw (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Open watergoot die beneden langs de zijwand van de steengang of galerij loopt. De goot ligt lager dan de rest van de vloer van de gang en wordt meteen bij het drijven ervan meegeschoten. [N 95, 787; N 95, 790; monogr.]
II-5
|