27558 |
werken volgens een akkoord |
in akkoord werken:
en a.kǫ.at we.rǝkǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Werken volgens een akkoord d.i. een hoeveelheid werk die door een groep mijnwerkers moet worden verricht om aan een basisloon te komen. [N 95, 910; monogr.]
II-5
|
29932 |
werkjasje |
kiel:
kēl (Q202p Eys)
|
De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.]
II-9
|
18915 |
werklustig |
dapper:
dapper (Q202p Eys),
niet bang om zich moede te maken:
ne.t ˂b‧aŋ ‧øͅm ze.x m‧øͅi̯ tə mā.kə (Q202p Eys)
|
niet bang voor moeite [moedig, dapper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27637 |
werknummer |
kuilnommer:
k˙uln˙umǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Het werknummer van de mijnwerker dat onder meer op zijn gereedschap, controlepenning en mijnlamp staat. Het nummer is ook van belang in verband met de loonlijst. [N 95, 987; monogr.]
II-5
|
27685 |
werkplaats |
werkplaats:
wę.rǝkpl˙ātš (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I])
|
[N 95, 10]
II-5
|
25570 |
werktafel |
tafel:
tǭfǝl (Q202p Eys)
|
De tafel waarop men het deeg voor verdere bewerking legt na de bewerking in de trog. [N 29, 30a; monogr.]
II-1
|
25519 |
werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald |
haak:
hǭk (Q202p Eys)
|
Gereedschap om de oven leeg te halen of om het overblijvende vuur in de hoeken te vegen. Dit lemma vertoont inhoudelijk veel over-eenkomst met het lemma ''rakelijzer''. Het is ook mogelijk dat dezelfde handeling geschiedt door een ovendweil of ovenbezem. Zie het lemma ''ovendweil of ovenbezem''. Verschillend soort gereedschap wordt gebruikt voor het leeghalen van de oven. Het kan een haaks omgebogen ijzer zijn met houten heft of een ijzer met vooraan een krul en met een houten handvat of een ijzeren of een houten vierhoekig blad met haaks daar bovenop een steel met handvat. Het kan ook simpelweg een bonestaak zijn die nat wordt gehouden. Een houten werktuig krijgt nogal eens de voorkeur boven een ijzeren, omdat volgens de boeren (Weyns 33) de ijzeren rakelstokken de oventegels te zeer doen slijten. Getuige de woordtypen "zwouw" en "zwoelde" wordt soms de ovenpaal gebruikt. Men moet er rekening mee houden dat een aantal woordtypen boerentermen zijn. Zie afb. 12. [N 29, 11c; OB 2, 2b; OB 2, 2a; N 29, 5b; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|
24330 |
werpen van jongen |
jongen:
(? - moeilijk leesbaar)
jungen / jöngen (Q202p Eys),
WLD, gezegd van kat, konijn
j‧øͅŋə (Q202p Eys),
kalven:
WLD, gezegd van een koe
k‧ōͅvə (Q202p Eys),
veulenen:
WLD, gezegd van een paard
vy.ələnə (Q202p Eys)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
26297 |
wervel |
vregel:
vergǝl (Q202p Eys)
|
Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.]
II-9
|
24399 |
wesp |
wesp:
wesp (Q202p Eys),
wisp (Q202p Eys)
|
wesp [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|