e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wind (alg.) wind: wink (Eys) wind [SGV (1914)] III-4-4
winddroog aangedroogd: āgǝdryǝxt (Eys) Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b] II-9
winderig weer wind: wink (Eys), winderig (weer): windərex (Eys), windetig (weer): wingetig (Eys), windetig wild: wingetig wild (Eys) winderig [SGV (1914)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windstilte geen fiezeltje wind: gē vizəlkə weŋk (Eys), het roert zich geen blad: ət rø̄rt˃ zex˃ gē blat (Eys), muisjesstil weer: muiskes stil (Eys), stil (weer): stil (Eys), windstil (weer): wink stil (Eys), winkstil (Eys) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
winkel winkel: winkel (Eys), m.  we.ŋkəl (Eys) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] III-3-1
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhǭk (Eys), weŋkǝlhǭk (Eys), winkelhoak (Eys) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)] II-7, II-9, III-1-3
winning vordering: v ̇ø̜rdǝreŋ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) De werken die rechtstreeks betrekking hebben op het winnen van de kolen, dit in tegenstelling tot de voorbereidende en ontsluitende werken. [N 95, 201; N 95, 172; Vwo 19; Vwo 25; Vwo 32; Vwo 316; Vwo 563; Vwo 864] II-5
winst rabat (<du./it.): rabat (Eys), verdienst: m.  vərd‧ēns (Eys), voordeel: o.  vy.ərdē.l (Eys) de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)] III-3-1
winterkoninkje winterkoninkje: winkterköninkske (Eys) Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] III-4-1
winterwortelen moren: mūrǝ (Eys), veldmoren: vęltmūrǝ (Eys) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5