20917 |
wrang |
ontsteking:
ōntštē̜keŋ (Q202p Eys)
|
Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr]
I-11
|
18117 |
wrat |
wrattel:
vrattel (Q202p Eys)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
wregel:
vreegel (Q202p Eys),
vrēgəl (Q202p Eys)
|
wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
gauw bovenuit zijn:
g‧oͅu̯ boͅ.avənū.t˃ zi.ə (Q202p Eys),
monken:
monke (Q202p Eys),
zich vlot opregen (<du.):
ze.x floͅ.t ˂o.pr‧ēgə (Q202p Eys)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrī.və (Q202p Eys),
wrieve (Q202p Eys)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vreͅŋə (Q202p Eys),
vringe (Q202p Eys)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroetelen:
vr"tələ (Q202p Eys),
vreutele (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
vrø̄tǝlǝ (Q202p Eys)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)]
I-12, III-1-2
|
21903 |
wrokken |
wringen:
(Bijv.: \\t? vr?@]t me.x).
vr‧eͅŋə (Q202p Eys),
wrok (zn.):
wrok (Q202p Eys),
zich opvreten:
ze.x ˂o.p˃vreͅ.atə (Q202p Eys)
|
een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18995 |
wulps persoon |
vette, een -:
zie ook WLD III, 2.2. lemmata "onkuis"en "geil, wellustig
vette (Q202p Eys)
|
wellustig, vervuld van sterk zinnelijk genoegen [wulps, wuft, wups, vet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20037 |
yucca (yucca flaccida haw.) |
yucca:
jukka (Q202p Eys)
|
Yucca (yucca filamentosa). Planten met prachtige, witte, klokvormige, hangende bloemen in grote pluimen. De stengel is gegroefd en heeft brede lintvormige bladeren met aan de randen lange vezels (adaamsnaald, jukka). [N 92 (1982)]
III-2-1
|