20899 |
aardappels schillen |
schillen:
eipel sjelle (Q202p Eys)
|
aardappels schillen [DC 23 (1953)]
III-2-3
|
33164 |
aardappelstruik |
struik:
štrūǝk (Q202p Eys)
|
Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.]
I-5
|
33482 |
aardbei |
elber:
elber (Q202p Eys),
eͅ.ləbər (Q202p Eys),
eͅlbər (Q202p Eys),
ĭlber (Q202p Eys)
|
[DC GV (1935) M]aardbei [SGV (1914)] || De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)]
I-7
|
24922 |
aarde, grond |
aarde:
êd (Q202p Eys),
gouden drek:
gowwe drek (Q202p Eys)
|
aarde (grond) [SGV (1914)] || donkerbruin vruchtbaar zand met water [get] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18905 |
aarden |
aarden:
(= aarden; zelden).
‧eͅadə (Q202p Eys),
heemvoelen:
heem veule (Q202p Eys),
zich heemvoelen:
ze.x hē.m v‧ø̄lə (Q202p Eys)
|
zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24073 |
aartsbisschop |
aartsbisschop:
enne ärtsbisschop (Q202p Eys)
|
Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23897 |
aartsengel |
aartsengel:
de aartsengelen (Q202p Eys)
|
Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19283 |
aarzelen |
draaien:
driene (Q202p Eys),
dubben:
dobben (Q202p Eys),
twijfelen:
twī.fələ (Q202p Eys),
zich bedenken:
ze.x l‧aŋ bəde.ŋkə (Q202p Eys),
zich terughouden:
ze.x try.khoͅ.u̯ə (Q202p Eys)
|
bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
roetenoas (Q202p Eys)
|
Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
23415 |
absis |
absis (lat.):
absis (Q202p Eys)
|
De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|