22117 |
de persoon die samen met de duivemelker de geloste duiven opwacht |
liefhebber:
leefhebber (Q202p Eys),
oppasser:
(m.).
o.ppa.sər (Q202p Eys)
|
Hoe zegt men: de persoon die samen met de duivemelker de geloste duiven opwacht? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23696 |
de portiuncula-aflaat verdienen add. |
allerheiligenaflaat:
allerheilige aflaot (Q202p Eys)
|
De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25400 |
de poten spannen |
spannen:
španǝ (Q202p Eys)
|
Bij het afhuiden van de billen en de borst brengt men de linkerpoten, evenals de rechterpoten, naar elkaar toe, waardoor de huid strak gaat staan, wat het afhuiden vergemakkelijkt. Sommige slachters binden de beide poten aan elkaar vast of houden ze met haken bijeen, zodat ze beide handen vrij hebben; andere trekken de ene poot in de richting van de andere en houden hem dan tijdens het afhuiden vast. [N 28, 53]
II-1
|
27795 |
de richting controleren |
de stonde controleren:
dǝ št˙ǫnt kǫ.ntro.l˙ēǝrǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
De richting controleren van een mijngang. Een richting bestaat uit twee of drie richtingspunten en een controlepunt. De richtingen hebben tot doel een rechte stand van de te maken gang in een vooraf bepaalde richting te verkrijgen (MBK II pag. 40-41). Alvorens de richting naar het front wordt doorgetrokken moet eerst de richting worden gecontroleerd. Het al of niet kloppen van de richting moet altijd worden vastgesteld op het controlepunt. [N 95, 846]
II-5
|
22126 |
de ring in een kapsule stoppen |
in de huls duwen:
e.n də h‧øͅls ˂d‧øͅi̯ə (Q202p Eys)
|
de ring in een ijzeren kapsule stoppen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23290 |
de roepen krijgen |
afgeroepen worden:
afgeroope werden (Q202p Eys)
|
De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23723 |
de rozenkrans bidden bij een overledene |
rozenkrans beden bij een arme ziel:
roezekrans beene erm zieël (Q202p Eys)
|
De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25381 |
de slokdarm afsluiten |
toebinden:
tōwbeŋǝ (Q202p Eys)
|
Om te verhinderen dat de inhoud van maag en slokdarm het vlees verontreinigt, legt men meestal een knoop in de slokdarm. Omdat een knoop gemakkelijk uit de glibberige slokdarm glijdt, laat men er vaak het uiteinde van de dikke en vrij stugge luchtpijp aan vastzitten. Als men nu de knoop in de slokdarm legt, wordt terugglijden voorkomen door het stuk luchtpijp: dit kan immers niet door de lussen van de knoop glijden, omdat het daarvoor te groot en te weinig buigzaam is. Men sluit de slokdarm ook wel af door er een doek of iets dergelijks in te duwen of een touwtje rond het einde ervan te binden. Voor de slacht krijgt het dier ongeveer anderhalve dag geen voer om te voorkomen dat de maag en darmen te vol met vuil zijn. [N 28, 77]
II-1
|
27799 |
de snoeren belichten |
de stonde belichten:
dǝ št˙ǫnt ˱bǝle.xtǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Met name het tweede richtingssnoer belichten. Zie verder de toelichting bij het lemma Langs De Snoeren Kijken. [N 95, 852]
II-5
|
27889 |
de steenhoop laden |
opruimen:
o.pr˙ymǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale])
|
De losgeschoten stenen al dan niet mechanisch laden. [N 95, 453; monogr.]
II-5
|