23181 |
klappertje |
moesje:
Fr. mouche.
mòsjke (L371a Geistingen)
|
Een rood, klein, rond papiertje met knalpoeder in.
III-3-2
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
kliǝ (L371a Geistingen)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
klaveren (L371a Geistingen),
klāvərə (L371a Geistingen),
Cfr. klaveren boor: de beruchte viswachter, die van Neeroeteren kwam en Baur heette.
klaveren (L371a Geistingen)
|
[Klaveren]. || Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
28646 |
klaverhoning |
kleehoning:
kli.jhōneŋ (L371a Geistingen)
|
Honing afkomstig van de klaverbloesem. Klaver is een zeer goede drachtbron, die uiteindelijk een heel fijne tafelhoning oplevert. De klaverhoning is geel van kleur en mild van smaak. [N 63, 112b; monogr.]
II-6
|
24867 |
klaverzuring |
hazeklee:
#NAME?
ha:zəkliê (L371a Geistingen)
|
witte klaverzuring [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
24576 |
kleefkruid |
klet:
ook: klétt6kroêd
kléttə (L371a Geistingen),
klettenkruid:
ook: klétt6
kléttəkroêd (L371a Geistingen)
|
kleefkruid [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
29606 |
klei, leem |
leem:
lē̜i̯m (L371a Geistingen),
lęi̯m (L371a Geistingen)
|
Grijs- tot geelachtige, sterk samenhangende, enigszins klevende, vruchtbare grondsoort, ontstaan door afzetting van verweringsprodukten door rivieren. Leem is ook een kleiachtige grondsoort echter met een zandgehalte groter dan 20%. Zie ook het lemma ɛklei, leemɛ in wld II, afl. 8 (pottenbakker e.a.), blz. 31.' [N 27, 41; N 27, 33; N 18, 2 add.; N 18, 5 add.; N 15, add.; R 3, 6; A 10, 4; Wi 52, 53; Vld.; monogr.]
I-8
|
24661 |
klein hoefblad |
hoefblad:
-
hoo:fblaa:d (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen)
|
Klein hoefblad (Tussilago farfara L.) [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
17544 |
klein persoon |
knauwel:
Erg pejoratief. [sic]
knauwel (L371a Geistingen)
|
Klein van gestalte (klein van gestalte/postuur/was/bouw). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17543 |
klein van gestalte |
klein van postuur:
klein van postuur (L371a Geistingen)
|
Klein van gestalte (klein van gestalte/postuur/was/bouw). [N 109 (2001)]
III-1-1
|