e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

Gevonden: 2251
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klepel klepel: klepel (Geistingen) De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
klepklok klein klokje: klein klökske (Geistingen) Hoe noemt men deze kleinste klok?. [N 96A (1989)] III-3-3
kleppen trumpen: trumpe (Geistingen) Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kleerə (Geistingen), van hunsel besmet: [Hunsel: L 320, rk]  hê is van Hunsel besmetj (Geistingen) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)] III-1-2
klieven klieven: Bij hout  klieven (Geistingen), splijten: splieten (Geistingen), uiteen doen: oeteindoan (Geistingen) Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)] III-1-2
klikspaan blats: blats (Geistingen) klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)] III-3-1
klokje op het priesterkoor gong: gong (Geistingen) Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenstoel klokkenstoel: klokkestool (Geistingen) De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkentouw klokkenzeel: klokkezeil (Geistingen) Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kloven kenen: kenen (Geistingen) Kloven in de hand (kenen, sprongen, reten, sjrongen). [N 109 (2001)] III-1-2