e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nauwelijks stekende bijen zachte bijen: zǭxtǝ bi-jǝ (Geistingen) Volk dat nauwelijks steekt. Het ene ras is zachtaardiger dan het andere. Dit kan een gevolg zijn van veredeling op zwermtraagheid en krachtig broeden. Deze twee factoren verminderen de lust tot steken. [N 63, 73e; Ge 37, 126; monogr.] II-6
navel navel: navel (Geistingen) Navel (Fr. nombril). [ZND 05 (1924)] III-1-1
neerstrijken op de vliegplank op de plank vallen: op ǝ plaŋk valǝ (Geistingen) Het neerstrijken van de bij op de vliegplank van korf of kast, wanneer ze na een honingvlucht thuiskomt. [N 63, 45] II-6
neet, luizenei neet: neet (Geistingen), nêt (Geistingen) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoog: neugenoug (Geistingen) negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)] III-1-2
nek nek: nak (Geistingen) Nek: achterste deel van de hals [N 106 (2001)] III-1-1
neomist neomist (<gr.): neomist (Geistingen), nieuwgewijde, een ~: noêw gewiedje (Geistingen) Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)] III-3-3
nerf van de weide gras: [gras] (Geistingen) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
neusgaten neusgaten: naasgaten (Geistingen) Neusgaten (neuskoeten, -luiken). [N 109 (2001)] III-1-1
neusklem scheer: šīr (Geistingen) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11