e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
noodvoederen noodvoeren: noodvoeren (Geistingen) Het voederen aan het einde van de winter, als de bijen door hun eigen voorraad heen zijn en het nog te koud is om zelf honing te halen. Volgens de informant van L 333 is dit bijvoeren uit den boze en mag het eigenlijk niet voorkomen. [N 63, 110b; Ge 37, 194; monogr.] II-6
noot noot: noot (Geistingen) noot [DC 47 (1972)] III-2-3
nosema krankheid aan endeldarm: kraŋkkęjt ān ɛndǝldɛrm (Geistingen) Ziekte die de darm van de bij aantast. De nosema-bacil is een darmparasiet of zwakteparasiet. Deze parasiet wordt in de hand gewerkt door stuifmeelgebrek. Deze bacil vormt sporen die in honing verblijven en door de bijen bij de voeding worden ingenomen. Bij hun tocht door de darm ontwikkelen deze sporen zich weer tot bacil. In de darm vermenigvuldigen ze zich zeer snel. De besmette bijen sterven dan ook al na twee à drie dagen. Bestrijding in zeer ernstige gevallen door afzwavelen en verbranden van het volk. Ook andere, chemische bestrijding is mogelijk. [N 63, 71; N 63, 71a] II-6
noveen noveen (<lat.): noveen (Geistingen) Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)] III-3-3
octaaf octaaf (<fr.): oktaaf (Geistingen) Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)] III-3-3
offerblok offerstok: offerstok (Geistingen) Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)] III-3-3
offergeld offergeld: offergéltj (Geistingen) Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
oksaal oksaal: əkzōͅl (Geistingen) Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
oksel onder de arm: unger de ärm (Geistingen) Oksel (oksel, onder de arm). [N 109 (2001)] III-1-1
omarmen omarmen: omermen (Geistingen) Met gestrekte armen omvatten ((om)vademen, (om)spannen, omarmen, (om)pakken) [N 108 (2001)] III-1-2