28503 |
oude koningin |
oude koningin:
ǭj kø̜negen (L371a Geistingen)
|
Oude, afgeleefde moer. Van deze moer raakt het zaadblaasje uitgeput of is het versleten. Zij gaat dan darrenbroed leggen, hetgeen niet getolereerd wordt door het volk. Praktisch zeker zal ze door de werkbijen naar buiten worden gedreven en zal ze door haar opvolgster met de angel gedood worden. [N 63, 63c; N 63, 63b]
II-6
|
28454 |
oude raat |
broedraat:
brōtrǭt (L371a Geistingen)
|
Reeds bebroede raat. Doordat celbodem en celhoeken niet schoongemaakt worden, wordt het volume van de gebruikte raat kleiner. In een oude, veel bebroede raat worden kleinere bijen geboren dan in een nieuwe raat. Dit betekent minder honing. De kleur van de aanvankelijk witte en lichtgele raat is door herhaaldelijk broeden van bruin tot zwart geworden. Deze verkleuring wordt vooral in de hand gewerkt door de uitwerpselen der larven. [N 63, 13e]
II-6
|
28526 |
oude stok |
afgezwermd volk:
āfgǝzwęrmtj vǫlk (L371a Geistingen),
oude stok:
ǭjǝ stok (L371a Geistingen)
|
Volk dat achterblijft in de korf of kast, als er gezwermd wordt. [N 63, 38b]
II-6
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudejaarsavond:
aojejaorsaoventj (L371a Geistingen),
van het oud in het nieuw:
[vgl. pag. 39 sub aod].
van `t aod in `t noêw (jaor) haojen (L371a Geistingen),
B.v. - haojen is nog n noew gewuundje.
van `t aod in `t noew (L371a Geistingen)
|
[Van sylvesteravond op nieuwjaar]. || De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Van sylvesteravond op nieuwjaar.
III-3-2
|
34168 |
overdragen |
over tijd gaan:
over tijd gaan (L371a Geistingen)
|
Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44]
I-11
|
17889 |
overhoop halen |
ondersteboven halen:
ungersteboven hoalen (L371a Geistingen)
|
Overhoop halen (modden, onderste boven / ondereen / overhoop halen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33051 |
overmouwen |
mouwen:
mǫu̯ǝ (L371a Geistingen)
|
De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
28618 |
overzetten |
omzetten:
omzętǝ (L371a Geistingen)
|
Het omzetten van twee volken om twee gelijkwaardige volken te krijgen. Het is een ander middel dan omjagen. De volken worden zonder dat ze gejaagd worden, van plaats verwisseld. De bijen uit de sterke korf vliegen bij hun terugkeer naar de zwakke en maken deze sterk. [N 63, 93c; monogr.]
II-6
|
33742 |
paal van de weideafrastering |
weipaal:
węi̯pōl (L371a Geistingen)
|
De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
29635 |
paard |
paard:
pē̜rt (L371a Geistingen)
|
[JG 1a, 1b; A 3, 4; A 11, 4; L 4, 4; L 5, 27c; L 22, 21; L 23, 1b; Gwn 5, 9a; R -s-; S 27; S 49; RND 60, 74; Wi 6, 17; monogr.; add. uit N 18]
I-9
|