e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasen pasen: paose (Geistingen) Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)] III-3-3
passen passen: passen (Geistingen, ... ) Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)] III-1-3
passiezondag passiezondag: passiejzóndig (Geistingen) De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)] III-3-3
pastoor pastoor (<lat.): pestoeër (Geistingen) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] III-3-3
pastorie pastorie: pastoriej (Geistingen) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] III-3-3
patates frites friet: fret (Geistingen) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] III-2-3
pateen pateen (<fr.): petien (Geistingen) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): pater (Geistingen) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] III-3-3
patriarch patriarch: patriark (Geistingen) Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)] III-3-3
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): petroen (Geistingen) Een patroonheilige [patroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3