17670 |
pink |
pink:
pink (L371a Geistingen)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pink (pinkel, pinker), kleine vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
peŋkstǝrblōm (L371a Geistingen)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.]
I-5
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
pinkste (L371a Geistingen)
|
Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24364 |
pissebed |
stekelvarken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
stēkəlvèrkə (L371a Geistingen)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
26728 |
plas of meertje midden in de hei |
ven:
ven (L371a Geistingen),
vęn (L371a Geistingen)
|
N 27, 23a vroeg naar ''plas of meertje midden in de hei''; I, 19 vroeg naar ''plassen, gevormd na afgraving van de turf''; 11, 10 vroeg naar ''watergat, veenkuil'' en II, 11 naar een ''plas, vooral een halfdichtgegroeide veenplas''. Al deze vragen zijn in dit lemma versmolten. [N 27, 23a; I, 19; II, 10; II, 11]
II-4
|
17912 |
plassen (met water) |
knoeien:
Ook zonder water.
knoeien (L371a Geistingen)
|
In het water plassen, met water knoeien (smossen, knoddelen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
34085 |
platen |
platen:
plātǝ (L371a Geistingen)
|
De zijvlakken van het kruis. [N 3A, 111b]
I-11
|
33032 |
platliggen van graan |
ligt:
lęxt (L371a Geistingen)
|
Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.]
I-4
|
23528 |
plechtig |
feestelijk:
fiestelik (L371a Geistingen)
|
Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24009 |
plechtige communie |
plechtige communie (<lat.):
plechtige kemuniej (L371a Geistingen)
|
De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)]
III-3-3
|