28653 |
raathoning, tafelhoning |
raathoning:
rǭthōneŋ (L371a Geistingen)
|
Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.]
II-6
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
raofelen (L371a Geistingen)
|
Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
speͅnəjēgər (L371a Geistingen)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
kleutertje:
Ouderwets.
kleuterke (L371a Geistingen)
|
Rammelaar.
III-3-2
|
33207 |
rapen |
rapen:
rōpǝ (L371a Geistingen)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
klep:
klep (L371a Geistingen)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
28600 |
raten inkorten |
opsnoeien:
opsnujǝ (L371a Geistingen)
|
Het opsnoeien van de raten door de imker bij korfteelt. Een drietal keren op verschillende tijden in het jaar moet dit korten van de raten gebeuren om het volk te beteugelen en het zwermen te verhinderen. [N 63, 80a]
II-6
|
22338 |
ravotten |
razen:
rouzen (L371a Geistingen),
rulsen:
Rollen zit er wel in.
rölsen (L371a Geistingen),
rölsen.:
kuiten (L371a Geistingen)
|
Spelen || Wild spelen, zot doen. || Wild te keer gaan, worstelen.
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
duwen:
dowen (L371a Geistingen)
|
Met de armen recht vooruit stoten (stoeken, duwen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
voorste rechts:
vø̄rstǝ rɛxts (L371a Geistingen)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|